Album der Natuur/1861/Binnenlanden van Australië

De binnenlanden van Australië (1861) door Anne Tjittes Reitsma
'De binnenlanden van Australië,' werd gepubliceerd in Album der Natuur (tiende jaargang (1861), pp. 122-124 . Dit werk is in het publieke domein.
[ 122 ]
 

DE
DE BINNENLANDEN VAN AUSTRALIË[1]

 

 

Het is nog slechts weinige jaren geleden, dat men met regt kon zeggen van het Australische vasteland niets te kennen, dan alleen den zoom der kusten over eene nog slechts geringe uitgebreidheid. Maar nadat in de latere jaren Australië de aandacht van Europa tot zich getrokken heeft, zijn er ook meer dan gewone pogingen aangewend om in de onbekende binnenlanden van dit werelddeel door te dringen. Het gold hier, even als bij een onbekend dier of plant, de ontdekking van het geheel onbekende. De gevoelens over de waarschijnlijke gesteldheid der binnenlanden waren verdeeld, en onder hen, die zich daarover een bepaald oordeel veroorloofden, was er zelfs een, die, na de expeditie van gregory in Noord- Australië in de jaren 1855 en 1856, meende te kunnen verklaren, dat het den Schepper in zijne onnaspeurlijke wijsheid behaagd had een geheel vastland als eene woestijn te scheppen, dat in Australië woestijn de regel en de bewoonbare oase aan de kust de uitzondering uitmaakte; dat van de 140,000 vierkante mijlen, die dit werelddeel omvat, zeker 130,000 eene troostelooze wildernis en voor altijd voor de beschavende hand der menschen verloren was. Engeland, dat dit vastland niet als van alle waarde beroofd, maar als goed genoeg voor de slechtste leden der maatschappij beschouwde, zond voor 70 jaren de eerste scheepslading misdadigers naar Botany-baai. Spoedig werd men overtuigd, dat het ook voor de beste burgers goed genoeg was en in de laatste jaren werd het een van zijne bloeijendste en kostelijkste koloniën.

Van lieverlede is men tot de overtuiging gekomen, dat de binnenlanden van Australië deels uit onvruchtbare en onbewoonbare woestijnen, deels uit vruchtbare oorden bestaan. De talrijke expedities, die noordwestelijk van Adelaïde en westelijk van de Torrens-zee ondernomen zijn, hebben geleerd, dat zich daar eene vruchtbare, of ten minste van water voorziene streek bevindt. Men heeft binnenmeren, zooals onder anderen het Gairdner-meer, met eene oppervlakte van [ 123 ]meer dan 180 vierkante geographische mijlen gevonden. De noordelijkste grens dezer binnenmeren is 30° 43' zuiderbreedte. Wel is waar bevatten al deze meren zout water, maar toch bevinden zich in hunne nabijheid vruchtbare streken, met zoet-waterbronnen voorzien en voor ontginning vatbaar.

Naar het tegenwoordig standpunt onzer bekendheid met dit vastland kan men niet meer aannemen, dat het ondoorzochte binnenland ééne groote woestijn zijn zou, die geene de minste hoop geeft den mensch ooit van eenig nut te zijn. Men mag het veeleer een groot steppenland noemen. Het is geene onbewoonbare woestijn. Integendeel breidt de bevolking en kolonisatie zich met reuzenschreden van de zeekust naar het binnenland uit. Uitgestrekte oorden, die men vroeger niet achtte, zijn met talrijke kudden rundvee en schapen bevolkt. Aan de beide zijden van de Torrens-zee vindt men overal de voorposten der beschaving. Hoog in het stroomgebied van den Murray bevinden zich Europesche kolonisten met hunne kudden. Aan de Darling-rivier betaalt men thans reeds voor eene vierkante Engelsche mijl weideland 150 pond (ƒ 1800) en aan den Murray zelfs voor dezelfde uitgebreidheid 250 pond (ƒ 3000). De geheele breedte van het vastland van Adelaïde tot aan de Carpentaria-golf bedraagt 1200 Eng. mijlen en reeds zijn de veehoeders met hunne kudden 800 Eng. mijlen diep in het binnenland doorgedrongen en hebben daar goede weiden gevonden. Tot de vele expedities in de laatste twee jaren hebben de berigten van kolonisten, die met hunne have dieper landwaarts introkken en daar gelukkig slaagden, de aanleiding gegeven. Kapitein cadell heeft in het stroomgebied van den Murray reeds 2500 zeemijlen voor de scheepvaart geschikt bevonden en gelooft, dat in 't geheel 3500 tot 4000 mijlen voor de stoombootvaart geschikt zijn. De Rijn is slechts 480 zeemijlen ver bevaarbaar, de Elbe 460 en de Donau slechts 1360 mijlen. En dat is de rivier, welks mond de beroemde kapitein flindners, toen hij deze kust opnam, niet bemerkt heeft. Alle nieuwere berigten leiden er toe om het denkbeeld van de volstrekte onbewoonbaarheid van dit werelddeel te laten varen. De Australische burgers en kolonisten zijn dan ook van oordeel, dat zij van lieverlede het geheele vastland van de eene zee tot aan de andere met hunne [ 124 ]koloniën zullen bedekken Een van de ervarenste reizigers in Australië, Dr. ferdinand muller, heeft dan ook dit gevoelen in eene belangrijke voordragt over de ontdekkingsgeschiedenis van Australië, die hij den 25 November 1857 voor het Philosophical Institute te Melbourne hield, openlijk uitgesproken. En dit verdient te meer opmerking, omdat Dr. muller tot het gevolg van gregory op zijne reis in 1855 en 1856 behoorde, die van alle nieuwere expedities de ongunstigste uitkomsten opleverde.

Men heeft wel geen grond om zich Australië voor te stellen als een altijd groenend en bloeijend paradijs. Australië heeft, zooals de meeste landen van onze planeet, eene tweevoudige natuur, die door de jaargetijden, door zomer en winter, door den droogen of natten tijd des jaars bepaald wordt. Vóór den regen is bijna geheel Australië eene dorre woeste landstreek, na den regen een schoon grasland, even gelijk dit het geval is in vele, digt bewoonde oorden van onzen aardbol. Vandaar komt het ook, dat vele getuigenissen over eene en dezelfde landstreek in Australië lijnregt tegenover elkander staan, omdat de eene ze in het drooge jaargetijde en de ander ze in haar groen bekleedsel heeft gezien.

Maar al ware het ook, dat Australië met opzigt tot de bebouwing van den bodem eene dorre woestijn was, zoo zoude het toch wegens zijne onmetelijke minerale schatten bewoond worden. Men denke slechts aan de mineraal bevattende streken van Mexico, Peru en Bolivia, van den Oeral en Altai. Zij, die zulk een ongunstig oordeel over de natuurlijke gesteldheid van Australië vellen, zullen het toch wel niet beneden Arabië plaatsen Arabië heeft zeker niet zulk een vruchtbaar en schoon kustland als Australië, en toch welke heerlijke paradijsstreken en oasen bevat het niet in zijn binnenland! Arabië met eene oppervlakte van 48,000 vierkante mijlen voedt ten minste 6 millioenen menschen, naar de berekening van anderen zelfs 12 millioenen,—en de vlakte-inhoud van Australië bedraagt niet minder dan 140,000 vierkante mijlen. Welk eene ontwikkeling is hier niet te verwachten!

R.
 

 
  1. Uit petermann's Mittheilungen über wichtige neue Erforschungen auf dem Gesammtgebiete der Geographie, 1859, 3es Heft.}}