Apocriefe boeken/1 Makkabeën 8
1 Makkabeën 8 | |
Auteur | Anoniem |
Genre(s) | Religie |
Brontaal | Nederlands |
Datering | 1906 |
Vertaler | Adolf Visscher (1686-1746) |
Bron | Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, pp. 109-110. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 109.jpg en Bestand:De apocriefe boeken p 110.jpg. |
Auteursrecht | Publiek domein |
[...] HOOFDSTUK 8. Het verbond van Judas met de Romeinen. | ||
MAAR Judas hoorde van de Romeinen, dat zij zeer machtig waren en | ||
vreemde volken, die hulp bij hen zochten, gaarne in bescherming | ||
2 | namen en dat zij trouw en woord hielden; want hij hoorde wat kloeke | |
daden zij gedaan hadden tegen de Galliërs, die zij bedwongen en aan | ||
3 | zich onderworpen hadden; ook wat groote oorlogen zij in Spanje gevoerd | |
hadden, waar zij de mijnen, waar men goud en zilver graaft, hadden | ||
veroverd; en dat zij vele landen, ver van Rome, met groot beleid en | ||
4 | volharding gewonnen hadden en behielden. Dat zij ook vele machtige | |
koningen, die met geweld in hun land getrokken waren, verslagen en | ||
5 | verjaagd hadden en hunne koninkrijken aan zich onderworpen; en dat | |
zij onlangs den koning van Kittim, Filippus, en daarna zijnen zoon, | ||
6 | Perseus, overwonnen hadden. Ook van Antiochus de Groote, den | |
koning van Azië, die tegen de Romeinen uitgetrokken was met honderd | ||
| ||
twintig olifanten, met groote ruiterij en vele wagens; maar de Romeinen | ||
7 | hadden zijn hier verslagen en hem gedwongen, dat hij om vrede moest | |
bidden, en hebben hem, en zijnen erfgenamen na hem, eene groote | ||
schatting opgelegd, welke zij jaarlijks den Romeinen moesten geven; | ||
8 | daarenboven moest hij den Romeinen a gijzelaars geven. Zij ontnamen | a 1 Makk. 1 : 11. |
hem ook Iconië, Azië en Lydië, de edelste landen, en gaven ze den | ||
9 | koning Eumenes. Ook stelden de Grieken zich met groote macht tegen | |
10 | hen; maar zij zonden een hoofdman tegen de Grieken, die hen verdloeg | |
en het land innam en in de steden de muren liet nederwerpen, zoodat | ||
11 | zij vrede moesten houden en gehoorzaam zijn. Zulke volharding be- | |
toonde zij tegen al hunne vijanden en bedwongen al degenen, die zich | ||
12 | tegen hen stelden. Maar met de vrienden en bondgenooten hielden zij | |
goeden vrede en hielden hun woord; en zij waren machtig en gevreesd | ||
13 | in alle landen. Wien zij hielpen, die werd beschermd en behouden bij | |
zijn koningschap; maar wien zij wilden straffen, die werd van land en | ||
14 | lieden verjaagd. En zij werden zeer machtig; en die jeugd was bij hen, | |
15 | dat niemand zich tot koning opwierp; zij hadden ook geen koning, | |
maar een raad; die bestond uit driehonderd en twintig mannen, die | ||
16 | wèl regeerden. En jaarlijks verkoos men een hoofdman, die in al hunne | |
landen te gebieden had; dien moesten zij allen gehoorzaam zijn; en geen | ||
17 | hoovaardij, nijd noch tweedracht was bij hen. En Judas verkoos Eupo- | |
lemus, den zoon van Johannes, den zoon van Jakob, en Jason, Eleazars | ||
18 | zoon, en zond hen naar Rome, om met de Romeinen vriendschap en | |
een verbond te maken, dat zij hen hielpen, dat het koninkrijk Israël | ||
19 | niet door de Grieken onderdrukt werd. Dezen trokken naar Rome, een | |
20 | langen weg, kwamen voor den raad en spraken aldus: Judas de Makka- | |
beër, en zijne broeders en het Joodsche volk hebben ons tot ulieden | ||
gezonden, om vrede en een verbond met u te maken, opdat gij ons in | ||
21 | bescherming zoudt nemen als vrienden en bondgenooten. Dit behaagde | |
22 | den Romeinen; en zij lieten het verbond op koperen tafelen schrijven, | |
welke zij naar Jeruzalem zonden, tot eene gedachtenis van den opge- | ||
23 | richten vrede en van het verbond. En het luidde aldus: God geve den | |
Romeinen en den Joden geluk en vrede, te land en te water, en behoede | ||
24 | hen voor oorlog en vijanden eeuwiglijk. Doch bijaldien de Romeinen | |
oorlog mochten hebben te Rome, of in hunne landen en in hun gebied, | ||
25 | zullen de Joden den Romeinen trouw hulp verschaffen, naardat de nood | |
26 | vereischt; en zij zullen aan de vijanden der Romeinen geen levensmiddelen, | |
wapenen, geld, schepen of andere dingen toezenden. Dit eischen de | ||
Romeinen van de Joden; en de Joden zullen dit trouw houden, zonder | ||
27 | bedrog of arglist. Daarentegen ook, bijaldien de Joden oorlog mochten | |
28 | hebben, zullen de Romeinen hen trouw helpen, naardat de nood ver- | |
eischt; en zij zullen aan de vijanden der Joden geen levensmiddelen, | ||
wapenen, geld, schepen of andere dingen toezenden. Dit beloven de | ||
29 | Romeinen en willen dit verbond trouw en zonder bedrog houden. Alzoo | |
30 | is het verbond tusschen de Romeinen en de Joden opgericht. Maar, | |
bijaldien daarna deze of gene partij bedacht, maar bepalingen daar bij | ||
te voegen, of iets te veranderen, of daar af te doen, daar zal elke partij | ||
macht toe hebben; en hetgeen zij daar bijvoegen of afdoen zullen, zal | ||
31 | alles zeker en vast gehouden worden. Dat ook koning Demetrius aan | |
de Joden geweld oefent, daarover hebben wij hem aldus geschreven: | ||
32 | Waarom plaagt gij onze vrienden en bondgenooten? 32 Bijaldien zij verder | |
over u zullen klagen, moeten wij hen beschermen en zullen u te land | ||
en water aantasten. |