De Katholieke Illustratie/Jaargang 1/Nummer 45/De oorsprong der Pauselijke Zouaven

Het papier ‘De oorsprong der Pauselijke Zouaven’ (1868) De basiliek van St. Jan van Lateranen
Afkomstig uit De Katholieke Illustratie, jrg. 1, nr. 45 (1867), p. 359. Publiek domein.


[ 359 ]

De oorsprong der Pauselijke Zouaven.



De aartsbisschop van Mechelen, Mgr. Dechamps, heeft in eene vergadering in deze stad gehouden daags na zijne installatie, eene redevoering gehouden en die wij voor onze lezers willen vertalen om de opmerkelijke bijzonderheid dat zij ons leert wie de oprigter van het Zouaven-Korps is of liever gezegd van het genootschap, dat zich bezig houdt met het werven en verzenden der Zouaven.

Nadat de secretaris van het genootschap, de graaf de Villermont, eenige rapporten had voorgelezen, nam Mgr. Dechamps het woord en zeide:

„M. de graaf de Villermont, U de oorsprong verhalende van het corps der Zouaven, zinspeelt op zeker gesprek, waaruit dit is voortgekomen. De verdienste, die men daaromtrent den geachten spreker en mij toeschrijft, komt ons niet toe, en ik zal de waarheid, de naauwkeurige waarheid, mededeelen; zij verdient aan den dag gebragt te worden.

„Op zekeren avond, trad ik tegen 8 uur mijne woning binnen. Men gaf mij een ongeteekend briefje, dat alleen deze woorden bevatte: Kom onmiddelijk, rue Terre Neuve numéro 105. Het was laat en de aangewezen plaats op grooten afstand; ik aarzelde aan die zonderlinge uitnoodiging gevolg te geven, toen, het briefje met aandacht beschouwende, ik het schrift herkende van Mgr. de Mérode.

„Ik vertrok dadelijk en bereikte het bedoelde huis. Ik ontmoette een man, aan wien ik vroeg wie mij had ontboden. Hij antwoordde mij: gelief naar boven te gaan, waar iemand u wacht.

„Ik vond den generaal de Lamoricière, gebogen over eene kaart van Italië. Reeds drie uren, zeide hij, wacht ik u in doodelijk ongeduld. Ik vertrek morgen naar Rome; zoo ik alleen tegen de revolutie heb te strijden, ben ik zeker van den goeden uitslag; indien er zich een gouvernement mede bemoeit, zal ik misschien verslagen worden, maar dan Europa doen blozen.

„Den volgenden morgen, na de H. Mis gelezen te hebben, vond ik den graaf de Villermont in de sacristij. Ik verhaalde hem onder het zegel des geheims mijn gesprek van den vorigen avond. Lamoricière vertrekt, zeide ik, zullen wij hem alleen laten gaan? De graaf zag mij verbaasd aan, maakte eenige opmerkingen ten opzigte van het moeijelijke der onderneming, en na eenige oogenblikken waren wij het eens; het genootschap tot werving der Zouaven was gesticht.

„Gij ziet het, mijne heeren, de ware stichter is niet de graaf de Villermont noch ik: het is generaal Lamoricière.

„Men heeft u zoo even gesproken van de kracht der daden. Ziedaar een daad!… De rapporten zeiden dat de rede van Thiers daarom een zoo groote kracht had, omdat de publieke opinie was gevormd door de verdediging, waarmede men den H. Stoel omringd had. Welnu, het zijn de overwonnelingen van Castelfidardo, die de overwinnaars yan Mentana hebben voortgebragt.

„Van Lamoricière sprekende, heb ik nog eene andere dwaling te herstellen. Men zegt dikwerf dat de generaal in België is gekomen in gezelschap van drie Franschen. Neen, hij is alleen gekomen en heeft slechts drie personen gesproken, Mgr. de Mérode, mij en een landmeter uit Brussel, M. Cattoir, die, ondanks zijne veelvuldige bezigheden, den generaal is gevolgd en een plan van Ancona heeft ontworpen, dat Lamoricière later diende bij zijne roemrijke verdediging.”

De talentvolle spreker besloot met zijne toehoorders op te wekken tot volharding in het goede werk:

„Verdubbelt dan uwe pogingen,” zeide hij. Legt u meer en meer toe op daden, die een heerlijk en tegelijk besmettelijk voorbeeld geven. Wat mij betreft, ik zal niets verzuimen wat dienen kan om uwe pogingen te ondersteunen.

„Ik zeide gisteren tot mijne geestelijkheid dat de bisschop niet alles door zich zelven kan doen. Hij heeft helpers en medewerkers noodig. De medewerkers zijn als de stralen, die uit het middelpunt uitgaan en naar alle punten licht en leven brengen. Het middelpunt zelf kan weinig licht en leven aanbrengen. Zijn werk is voornamelijk standvastig te blijven. Welnu, mijne Heeren, ik beloof het U, daartoe mijne beste pogingen te zullen aanwenden.”

In hetzelfde tijdschrift vinden wij eene gedetailleerde opgave van de Zouaven, die bij Mentana gestreden hellen; ook die willen wij mededeelen, daar wij haar nog nergens zoo naauwkeurig hebben aangetroffen.

Ziehier de opgave:

1. Hollanders, 2 officieren 961 soldaten.
2. Franschen, 49 758
3. Belgen, 9 543
4. Italianen, 1 1615
5. Duitschers, 3 Pruisen 17 soldaten, Hanoveranen 2,
Oostenrijkers 2, Beijeren 8, Tyrolers 1,
Denen 1, Uit het overige Duitschland, 4.
35
6. Spanjaarden, 20
7. Engelschen, 13
8. Zwitsers, 4 16
9. Polen, 10
10. Amerikanen, Brazilianen 1 soldaat, Canadezen 2,
Peruvianen 1, uit N. Orleans 1,
Mexikanen, 1.
6
11. Ieren, 3 6
12. Russen, 1
Uit Australië 1 soldaat, uit Madras 1,
uit Dominique 1, uit Haiti 1, uit
Valparaiso 1, uit Malta 1,
6
Totaal 63 Officieren 2.540 soldaten.

Het korps Pauselijke Zouaven bestaat: thans uit 4593 manschappen, namelijk: Hollanders 1910, Franschen 1301, Belgen 686, Romeinen 157, Modeners 12, Napolitanen 14, Toskaners 6, Zwitsers 19, Oostenrijkers 7, Pruissen 87, andere Duitschers 22, Spanjaards 32, Portugezen 6, Engelschen 50, Ieren 101, Schotten 10, Russen 2, Polen 12, Oceaniërs 1, Maltezen 3, Amerikanen 14, Indiers 1, Afrikaners 1, Peruviers 1, Mexikanen 2, Cirkassiës 1, Canadezen 135.

Bovendien zal het Pauselijk leger weldra 1000 dappere en godvruchtige strijders meer tellen, die door de Katholieken uit Amerika geheel worden onderhouden en uitgerust, en die onder bevel zullen staan van den luitenant-kolonel Caroll Tewis, vroeger als generaal gediend hebbende in den burgeroorlog in de Vereenigde Staten.