Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/120

Deze pagina is gevalideerd
 

HOOGE OUDERDOM VAN VOORWERELDLIJKE BOOMEN.

 

 

De beroemde Hoogleeraar goeppert te Breslau heeft in een Tijdschrift (Botanische Zeitung 1847, p. 562–563) de aandacht gevestigd op den hoogen ouderdom van voorwereldlijke dennensoorten in de bruinkoolformatie van Silezië en elders. In het jaar 1849 heeft men in de Julius-Glückgrube te Laasau bij Striegau in Silezië, een paar zoodanige stammen van buitengemeen grooten omvang ontdekt en eenen daarvan in zijn geheel ontbloot. Het is het onderste deel van eenen stam, die in de bruinkoollaag, welke daar meer dan 30–40 voet dik is, regtop staat, eenen omvang van 33 voeten, en eene middellijn van 10–11 voeten heeft. Op eene hoogte van 3–4 voet schijnt de stam afgebroken en reeds lang in dien toestand gebleven te zijn, en het inwendige daarvan is daar, waar hij afgebroken is, in vormelooze bruinkool veranderd. De wortelen strekken zich nog naar drie zijden in de daaronder liggende bruinkool uit. Hij schijnt te behooren tot die voorwereldlijke dennensoort, welke goeppert Pinites protolarix noemt. Nooit heeft men vroeger eenen stam van zoo reusachtige dikte gevonden. goeppert heeft, aan de eene zijde van den stam, eene dwarsche doorsnede van den rand naar het midden toe gemaakt, van 16 duimen middellijn, en daarin niet minder dan 700 digt bijeenstaande doch duidelijke hout- of jaarkringen geteld. Er komen daarvan dus 3–4 op eene lijn. De ouderdom van dezen boom moet, volgens goeppert, ten minste 2500 jaren bedragen hebben; eene fraaije bijdrage alzoo tot eene voorwereldlijke tijdrekening!