Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/455

Deze pagina is proefgelezen
39
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

hieromtrent genomene proefnemingen op jonge konijnen (Compt. rendus. Tom. XV, p. 881). Deze proefnemingen bestonden hierin. Hij boorde in de eene tibia twee gaatjes, waarin hij zilveren nageltjes bevestigde, mat naauwkeurig den afstand tusschen de beide gaatjes, en amputeerde de andere tibia. Hij hield voorts het dier zoo lang mogelijk in leven, en nadat het gestorven was, (28—87 dagen na de operatie) bevond hij, dat de afstand tusschen beide gaatjes (20 en 22 millim.) volkomen dezelfde gebleven was, ofschoon het been zelf, gelijk door vergelijking met het geamputeerde bleek, aanmerkelijk (12, 31, 38 millim.) in lengte was toegenomen. Hij besloot daaruit, dat de lange beenderen alleen aan hunne uiteinden groeijen en wel door aanvoeging van nieuwe lagen aan die uiteinden.—Thans berigt hij, dat die proefnemingen weder zijn opgevat door ollier, dat deze tot dezelfde resultaten gekomen is en bovendien bevonden heeft, dat elk lang been standvastig aan een zijner uiteinden, en steeds aan hetzelfde, meer en sneller groeit dan aan het andere, en dat dit uiteinde steeds datgene is, wat zich het eerst met zijne epiphysis vereenigt, en waar dus, gelijk bekend is, de groei het eerst ophouden moet. Die vereeniging van het been met zijne epiphysis geschiedt bij het dijebeen, de ellepijp en het spaakbeen 't eerst aan het boveneind, bij het opperarmbeen, het scheenbeen en het kuitbeen daarentegen 't eerst aan het benedeneind. De drie eerstgenoemde beenderen nu groeijen ook het sterkst aan hunne boveneinden, de drie anderen daarentegen aan hunne benedeneinden. Men kan zich daarvan overtuigen door nageltjes te plaatsen in de diaphysen en de epiphysen der beenderen, en de afstanden tusschen die nageltjes te meten. Na verloop van eenigen tijd zal men bevinden, dal de afstanden tusschen die nageltjes toegenomen zijn, omdat er tusschen het been zelf en de epiphysen nieuwe lagen zijn ontstaan. Tevens zal men opmerken, dat de toeneming van den afstand tusschen de nageltjes grooter is aan dat einde van het been, dat bekend staat als 't eerst met zijn epiphysis vergroeijende. (Compt. rend. Tom. LII, p. 186).

 

Organen aan de peripherische uiteinden der bewegingszenuwen.W. kuhne deelt aan de Académie des Sciences de resultaten zijner laatste onderzoekingen aangaande de terminatie der zenuw-primitiefvezelen in de spieren mede. Deze komen daarop neder: 1° dat elke primitiefvezel zich in de spier eerst in tweeën verdeelt; dat alle van deze verdeeling afkomstige vezels zich, na zich van de kleine intermusculaire draadjes te hebben afgescheiden, op nieuw verdeelen, en dat de van deze tweede verdeeling afkomstige vezeltakjes zich voor de derde maal, en wel meestal in 10 tot 20, zeer korte takjes splitsen.—Volgt men de zenuwtakjes, die men in groot aantal vereenigd vindt op een zeer klein gedeelte spiervezel,