Pagina:Bilderdijk, Navonkeling 1 (1854).djvu/52

Deze pagina is proefgelezen

— 54 —

Een Vadermoorder of nog slimmer, hy de dwazen;
Zou dat my aandoen? ik my storen aan dat razen?
Geen valsche schande of eer slaat neder of vermaakt
Dan slaven, wier gemoed zich-zelve heeft verzaakt,
Of kranken, die men best naar ’t Gasthuis heen mocht zenden.

„Ja (andwoordt ge), evenwel! ik laat mijn eer niet schenden:
„’k Ben toch een eerlijk man en doe geen sterveling kwaad.”
Een schoone lofspraak! iets byzonders inderdaad!
Nooit deedt ge een diefstal, nooit een huisbraak. ’k Mag wel lijden.
Geen moordt (verbeelde ik me) ook, ja zelfs geen beurzensnijden.
Ge liept ook zeker nooit met bellen door de stad.
Zoo braafheid en verstand niet meer dan dit bevat,
Dan hebt ge recht daarop, en moogt op uw verscheiden,
De lof der Redenaars van onzen tijd verbeiden,
Als goed en braaf geroemd, goed vader, man en vrind,
Gelijk men duizenden in ’s warelds omgang vindt.
Kom! uit de menigte van die Genootschapspreeken,
Naar d’een of andren die u aanslaat uitgekeken,
Dien m’als een lijkdienst, op uw sterven uittrompett’!
Zoo ge anders niet begeert, ga welgetroost naar bed.

Maar braaf of wijs eischt meer (ten minste ’k durf het hopen)
Dan dolhuis of schavot gerust voorby te loopen,
Dan pijpjens rooken in zijn kransjes, en wat meer
De lieden, zoo zy zijn, in vriendschap brengt en eer.
’t Eischt inn’gen afkeer van verkeerdheid, wanbegrippen,
En valschheid. ’t Eischt een hart, éénstemmig met de lippen;
Uit eigen oogen zien, en handlen naar zijn plicht,
Schoon heel eene aarde ’t ook van razerny beticht’
En met heur smaad vervolg’. ’t Eischt God en zijn Geweten
Getrouw zijn, wat het koste, en hoe men ’t ook moog heeten;
Belang, bezit, en, zoo ’t moet wezen, zelfs zijn bloed
Op te offren aan de rust en vrijheid van gemoed.
En dan veracht’ of prijz’ en rammel naar believen
Wie wil, het zal geen brave, of echten Christen, grieven.

Vrij gevolgd naar Horat. Epist. I, 16.

1824.



 

Eerezuilen.

Monumentum aere perennius,
Regalique situ Pyramidum altius.

HORATIUS.
Een eerzuil hechter dan metaal,
En hooger dan de Pyramieden