Pagina:Bilderdijk, Rotsgalmen 1 (1854).djvu/70

Deze pagina is proefgelezen

— 72 —

Uitgeschud van hart en moed!
Laat ze HEM wiens beeld zy dragen,
Geen gespuis, de wetten vragen,
Dat in ’t blinde grijpt en woedt.

Geen verachtbre schijnvertooning;
Vader, Vader zij een Koning,
En met Vadermacht omgord!
Wy, betoonen we ons zijn telgen
Die zich zijns niet wreevlig belgen,
Zoo zijn doel verijdeld wordt!

Vader, zal hy ieder hooren,
En des huurlings list verstooren
Die zich vet mest met ons zweet.
Maar den huurling ’t recht te geven
Om den Vader te weêrstreven,
Delft een poel van ’t gruwzaamst leed.

Schapen, laat uw Herder weiden!
Zoo ge u zelven wilt geleiden
Of den loonknecht overgeeft,
Wolven in den muil te loopen,
Anders staat u niets te hopen!
Arme schapen, hoort, en beeft!

Hy, hy zal voor u zijn leven,
Hy zijn rust, ten beste geven;
Liefde geeft zijn poging klem.
Hy is Vader en erbarmer,
En de machtige Albeschermer,
Heer de Heeren, heerscht door Hem.

1822.



 

In een kerk, by het gezicht van ouder en later Grafteekenen.

VRAAG.

{{gedicht|

Dat D. O. M. op de ouder eerezerken
Schijnt thands in ongebruik. Waarom?
’k Mis overal dat oude DOM;

Wat deed dat op een graf of op den muur der kerken?

ANDWOORD.

    ’t Beteekent: « Gode zij de lof
    Voor ’t geen Hy wrocht door ’t dierbre stof