Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/133

Deze pagina is proefgelezen

ring werden overvallen, en eene rilling mij door de leden ging op e enkele gedachte, wat het zou kunnen zijn, zoo die vrouw te eenigen tijde de vijandin werd van mijne Lovely, en invloed kon oefenen op haar lot. De gentleman zelf scheen er onaangenaam door verrast. Zijne wenkbrauwen fronsten zich ietwat, terwijl hij in ’t Italiaansch tot haar zelde:

» »Ik begrijp mij wel, Mylady, dat gij valken en adelaars tot uwe prooi kiest; maar niet, dat gij eene teêre schuchtere zwaluw komt opschrikken in haar nest; ik achtte dat te strijden tegen de natuurlijke edelmoedigheid van uw hart."

» Zwijg, Algernon!" riep zij hem toe in dezelfde taal, »ij kunt niet oordeelen, wat er omgaat in eene vrouw, die tot in de ziel toe gegriefd is en verbitterd. Waar ik hem opgaf, waar ik hen ga overleveren, zal ik daar zóó iets (weêr met een blik op Lovely) sparen, zoo ik oordeel dat schrik alleen haar tot bekentenis der waarheid kan voeren…" Den zin dezer woorden verstond ik niet, maar de woorden zelf kon ik verstaan, te gelijk met mijn oudsten broeder had ik Italiaansch geleerd; en al had ik de taal niet gekend, de blikken dier vrouwen de houding mijner arme zuster zouden mij veel hebben gezegd.

»Lovely, door de scherpzinnige aanmerking der dame verrast en getroffen, wierp zich schreiend in mijne armen, en verborg haar hoofd, gloeiend van schrik en schaamte aan mijne borst, terwijl zij mij stamelend bekende dat zij werkelijk haar neef John herhaalde malen had ontmoet, toen zij op Fansley-manor logeerde bij de dochter van Sir Richard Knightley. Ik had geen moed om haar op dat oogenblik verwijten te doen over haar gebrek aan vertrouwen in hare oudere zuster; ik had er ook zelfs niet de gelegenheid toe, want de man, dien ik Algernon had hooren noemen, naderde haar en vroeg, terwijl hij zijn toon verzachtte, of zij dan geene voorkennis droeg van de komst van haar neef? Zijn onderzoekende blik, die op het meisje bleef rusten, vergunde haar geene uiwijking, die Lovely liefst zou gezocht hebben; eene logen wilde zij niet over de lippen laten gaan.

» Het is waarheid, Sir!" sprak zij. »k wist dat mijn neef John Pym ons zou komen bezoeken tegen den Zondag; maar ik dacht… ik hoopte… ik meende"… verbeterde zij