Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/116

Deze pagina is proefgelezen

den nacht rondom dat Huis wacht gehouden, met de trouwen de waakzaamheid van een wakkeren poedel, die zijn meester verbeidt, maar Deliana was niet uit het oude ridderpaleis te voorschijn gekomen. De overste Norrits…alléén was haastig en kennelijk in sombere gepeinzen verdiept de groote poort weer uitgekomen, maar had de smeekende wenken van den armen stomme niet begrepen, of niet opgemerkt, en de schildwachten hadden ten laatste, toen het donker werd, den vreemden persoon, die met zulke loerende blikken rondsloop, met geweld van de voorplaats verdreven; hij was toen door eene kleine achterpoort ingeslopen, die tot op de binnenplaats bracht, en dáár dwaalde hij rond, zich met zorg verschuilende achter hegge en geboomte van den hof, als er iemand naderde, om niet verdreven te worden. Maar dat alles baatte hem niets; dat alles gaf hem geene andere zekerheid, dan dat Deliana wel was binnengegaan, maar niet weer te voorschijn kwam; want ook vrouw Cornelisz. zag dien avond hare dochter niet weder tot zich komen. Werner hervatte zijn post des anderen daags, en een tweeden, een derden dag, vele andere dagen lang, maar zonder ander gevolg, dan de volstrektste ontmoediging.

Vrouw Cornelisz. van hare zijde had niet gerust, als men denken kan, maar — de Ambassadeur Wilkes was met zijn gevolg naar den Haag vertrokken — tot haar echtgenoot liet men haar niet toe, en op hare vragen naar hare dochter kreeg zij altijd hetzelfde, altijd het onvoldoeode antwoord, dat men eene vrouw in eene kleeding, als die zij beschreef, in de schemering het Huis had zien verlaten, en dat die vrouw niet was terruggekeerd. Van den voornamen gevangene, dien sommigen master Fabian noemden, en anderen den titel van Mylord gaven, wist men slechts, dat hij onder goed geleide van wachten tegelijkertijd met den heer Wilkes naar ’s Hage was vervoerd.

»En mijn arm kind zal hem gevolgd zijn, gewillig gevolgd,