Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/123

Deze pagina is proefgelezen

»Ook niet als ik het verlang, Deliana!" sprak hij half vleiend, half gebiedend; »als ik wil, dat gij het doen zult, zonder verwijl?"

En als overtuigd, dat geen verdere aandrang noodig zoude zijn, ging hij terug in het andere vertrek, het aan hare zorge overlatende, hoe zij zich redden mocht met den vreemden opschik. Maar eene bevallige jonge vrouwen een nieuw kleedingstuk blijven niet lang vreemd aan elkander als ze samen zijn; al schrikt de uiterste weelde ook een weinig af, de zucht om zich op te sieren, de nieuwsgierigheid hoe het haar staan zou…, en bovenal het wachtwoord van Fabian had beslist: Deliana kon niet aarzelen; het duurde dan ook niet heel lang of zij kwam terug, gekleed zooals menige edeldame het haar benijd zoude hebben, en meer nog het bevallig kopje dat zij er had bij te voegen; schoon hare houding wat bedeesd, wat schuchter en wat stijf was, onder het geborduurd satijn, de tablier van goud-stof, en het sleepend overkleed van witte damast-zijde met rood gevoerd, en met zilverkoord gegarneerd, pasten zeer goed bij hare bloeiend jeugdige schoonheid, die door een tintje van schalkheid en schranderheid verlevendigd werd. Alleen het witte linnen mutsje maakte onvoegzame tegenstelling met het keurig geheel; want zelfs de witte satijnen schoentjes aan te doen had de kleine coquette niet vergeten; maar bij dit kleed behoorde een kapsel, en de lieve, in eenvoud opgevoed, had alléén geleerd, het gescheiden haar onberispelijk glad gestreken onder het zedige mutsje te verbergen.

»Ik zal nooit in deze kleeding naar het huis den Engel durven terugkeeren," sprak zij, zich nauw wagende voort te treden, tot dicht bij Fabian.

»Ook zult ge derwaarts niet terugkeeren," hernam hij, »gij zult met mij blijven;" en zonder door een ander woord haar vragenden blik gerust te stellen, vervolgde hij, haar zachtelijk