Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/126

Deze pagina is proefgelezen

En zij wilde zich in zijne armen werpen, met eene teederheid, die der aanstaande gade toch wel veroorloofd moest zijn. Hij stiet haar terug met haast en ruwheid, men zou bijna gezegd hebben met zekeren afkeer, en toen zij smartelijk getroffen naar hem opzag, met tranen in de oogen , hernam hij, zich hervattende:

»’t Was om de schakeering der verve te verschoonen…; daarbij, mijne liefste! eerst als ge uwe eigene trekken weer kunt hernemen, kan ik u minnen…"

Zij begreep; zij voelde afschuw van zich zelve onder dit akelige masker.

»En nu, melieve! langer kan ik niet met u blijven; het wordt tijd, dat ik ga," sprak hij, willens zich opnieuw naar het kabinet te begeven.

»Gaan, Sir! kunt gij gaan?" vroeg zij, uiterst verwonderd.

»Gij zult zien, op welke wijze," hernam hij.

Welhaast kwam hij terug: Deliana’s overkleed dekte zijn sierlijk gewaad; hare huive over zijn hoofd geslagen, verborg van zijne trekken, zooveel hij wilde; zijne mutstatsen (men herinnert zich, dat het valsche waren) had hij afgelegd.

»Begrijpt gij nu?" vroeg hij haar.

»Volkomen, mijn Fabian! alleen, hoe volge ik u?"

»Dat kunt ge nog niet terstond, maar morgen te avond moet gij het beproeven. In dit kistje vindt ge goud tot omkooping, van wie gij winnen wilt; daarenboven is de overste Norrits in ons belang, en welke houding hij ook openlijk moge aannemen, in ’t geheim zal hij u beschermen, en uwe vlucht bevorderen. Aan de mijne hangt nu te veel, dan dat ik die durf uitstellen. Ongetwijfeld wordt er reeds op mij gewacht door mijne bondgenooten, als meester Christoffel mijn wenk heeft gevolgd; wend u tot hem, als gij vrij zult zijn, om berichten van mij; hij zal u de middelen geven, om tot mij te komen…"

In sombere verslagenheid hoorde Deliana deze aanbevelingen.