Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/153

Deze pagina is proefgelezen

daarna gaven ze hem stof tot uitgelaten vroolijkheid. Eindelijk overwoog hij in vollen ernst en nam aan. Ik zoude zijne personaadje spelen in het hoofdkwartier; zijne papieren, zijne credensbrieven, zijn vrijgeleide, waarop zijn persoon werd uitgeduid, alles werd het mijne…"

»Dat laatste moet u toch nogal geïncommodeerd hebben, naar ’t mij toeschijnt…"

»Niet bijzonder. Wij zijn uit hetzelfde geslacht, en er is tusschen hem en mij eene sprekende gelijkenis in trekken, stem, houding en voorkomen, en alleen het onderscheid van leeftijd (ik ben de oudere) kon opgemerkt worden; maar naar den weg, dien Strange gaat, zal hij binnenkort mijn oudere schijnen, en over dit verschil heb ik mij altijd met lichtheid heengezet."

»Gij zelf opendet dus de onderhandelingen met den Hertog?" vroeg Barneveld, die verlangde op het hoofdpunt terug te komen.

»Niet rechtstreeks, als gij denken kunt…, maar ik wist schrandere en vertrouwde tusschenpersonen te vinden…"

»En hoe vonden zij den Hertog gestemd?"

»Met zekerheid dit te zeggen, is moeilijk. Parma is fijn en listig; maar — hetzij hij behoefte had aan tijdelijke ruste, — hetzij hij in \’t verschiet groote ongelegenheden zag in de toenemende verarming van de Vlaamsche provinciën, zijne voorraadschuren — hetzij hij enkel de Koningin verlammen wilde, door onzekerheid, en de Antwerpsche kooplieden vleien door hoop; — hij toonde zich gestemd voor de wenschen van Lord Strange."

»En de Koningin Elisabeth?" vroeg Barneveld, met schitterende oogen.

»Gij kunt denken, mijnheer! dat deze, minder dan iemand, rechtstreeks met Lord Strange correspondeeren kon, maar verzekeren kan ik, zweren wil ik er op, dat men niet beter gestemd kan zijn, dan zij zelve het is, om bondgenooten te verlaten en