Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/155

Deze pagina is proefgelezen

de nauwste aangelegenheid dezer zaken te informeeren, het terrein uwer observatiën verlaten hebt…"

»Dat is zekerlijk minst te betreuren door u, heer van Barneveld!" sprak Fabian, fijn glimlachend; »want naar den weg, dien de onderhandelingen namen, had het schijn, dat die welhaast in andere handen zouden overgaan, dat de onderhandelaars een officiëel karakter zouden verkrijgen, en dat het tot een vrede, of ten minste avances van vrede zou gekomen zijn, waarbij gij, heeren van Holland! jammerlijk zoudt zijn opgeofferd, als gij denken kunt."

»Zekerlijk, dat zou onze totale ruïne zijn geweest," hernam Barneveld ontzet; »men zou ons dwingen in voorwaarden, te stemmen, die wij niet konden accepteeren, zonder onze eigene condemnatie te teekenen, of wij verloren onze éénige beschermster en bondgenoot, en wij keerden terug tot den staat van rebelleerende provincië, als in den tijd van Alba."

»En zonder den Prins van Oranje!" hernam Fabian, met beduiding.

»En in plaats van de Unie der verbonden edelen, de wanorden van dezen tijd, waarin nauwelijks drie hoofden één zijn van zin."

»Gij zult mij dus toestemmen, dat ik beter deed, toen ik onder eenig voorwendsel, dat licht te vinden was, het al in duigen wierp en de onderhandeling staakte."

»Ik ben er u dankbaar voor…"

»Neen, wees niet dankbaar, ik deed alles voor mij zelven. Ik nam de wijk naar Nederland, waar ik, in ’t afwezen van Leycester, mij met meer vrijheid bewegen kon dan in Engeland; maar ik had intusschen mijn voordeel gedaan met de gemaakte opmerkingen, als gij denken kunt, en niet verzuimd van hetgeen ik wist gebruik te. maken, op de wijze die meest aan mijne oogmerken voldeed, of liet, onderwijl ik ze voerde, en met recht, de geruchten van die onderhandelingen verbreiden, nu door