Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/156

Deze pagina is proefgelezen

genen, dan door dezen persoon, hetgeen eene onrust en een mistrouwen verwekte, dat, als ik mij verbeelde…"

»Meer dan gij u verbeelden kunt," hernam Barneveld, »zoo hebben we dan toch den Graaf verkeerd beschuldigd…"

»Van aandeel, of zelfs van voorkennis van dien handel zeker; hij was toen nog in Nederland, en men hield die zijde van de Engelsche staatkunde wel diep geheim voor hem; wat hij er van hoorde bij geruchte, mag hem genoeg geërgerd hebben; maar nu, in Engeland teruggekeerd en op ander tooneel verplaatst, verwisselt hij licht van masker, zoo niet van zienswijze; en hiervan de waarheid uit te vinden, zou u en mij even gevallig zijn, meene ik."

»Met de waarheid uit te vinden op dit punt, ik zeg de waarheid, Mylord! geene vervalsching daarvan…, zou ons en den lande een ondenkelijk grooten dienst bewezen zijn…, maar ik achte dat onmogelijk."

»Niet meer voor mij, luister! ik sprak u zoo straks van mijn gouverneur…!"

»Den geleerden Junius?"

»Juist; onthoud dien naam, bid ik u, onderwijl ik voortspreek. De kennis der talen, welke die nobele vriend mij overdeed, kwam mij, als ik zeide, goed te pas, onder anderen nu onlangs te Utrecht, bij de ontmoeting van zekeren monsieur Hottoman, een Franschman."

»Maar dat is de naam van een der secretarissen, die de Graaf van Leycester hier te lande heeft achtergelaten!" riep Barneveld verheugd.

»Het is een van die secretarissen," sprak Fabian, met een vergenoegden glimlach, »en wel juist diegene, die bepaald belast is met Zijne Excellentie op de hoogte te houden van hetgene hier in Holland belangrijks omgaat. De goede man nu, als een rechtgeaard Franschman, verstaat geene taal dan zijne eigene, het-