Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/231

Deze pagina is proefgelezen

vroeg Leoninus, met de houding van iemand, die zich verwijderen wil op ’t eerst bevel.

»Eilieve, laat u dat niet versagen, Kanselier! Ik ontbied mijn cousin van Hohenlohe."

»Zoo gunt Uwe Genade mij, dat ik mij kwijte van de commissie der Staten, waarmede ik tot Uwe Excellentie kwam," zeide Barneveld; want, hoewel Hohenlo te dien tijde zeer sterk de zijde der Staten hield, en bijgevolg met Barneveld in de beste verstandhouding leefde. waren het toch geene karakters, die samenstemden: Hohenlo’s overmoedige trots verdroeg zich moeilijk met de aanmatiging van den staatsman, en deze had tegen den ruwen, uittartenden toon, en de stootende manieren van den vermetelen krijgsman, die zich vorsten-recht aanmatigde.

Maurits wist, dat de Advocaat zich veeltijds verwijderde als Hohenlo tot hem kwam, tenzij de omstandigheden hem tot blijven dwongen, en ’t is mogelijk, dat dit niet de minste reden was van dat opontbod.

»Gij wilt gaan, heer Advocaat? gij zijt doch, zoo ik meene, in goede termen met mijn cousin van Hohenlo."

»Zeer zeker, Uwe Genade! Slechts had ik Uwe Excellentie aan te dienen, dat mijne heeren van de Algemeene Staten dezen namiddag samengeroepen zijn tot eene buitengewone zitting, en hoe het zeer wenschelijk ware, dat Uwe Genade zich mede derwaarts begaf."

»Ik zal er zijn, heer van Barneveld! ’t Verheugt mij, dat het nog heden kan wezen; want morgen vertrek ik naar Noord-Holland. Ik ga Hohenlo zeggen, dat hij zich gereed houde om op te zitten met zijne ruiteren."

»Uwe Excellentie wil zich doch niet door den Graaf van Hohenlo laten verzellen naar Medemblik?" vroeg Leoninus met zekere bezorgdheid.