Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/447

Deze pagina is proefgelezen

de schouders geladen en ging het nu torschen. Nog een ander denkbeeld gaf de ootmoedige vrome gelatenheid: door opvoeding, door gewoonte, door gemoedsaard, door lichaamsgestel zelfs, was Ottelijne gehecht aan de verpleging, aan de genoegens, aan de heerschappij, aan de eerbiedenis die zij nu afstond; zij was zich bewust van die gehechtheid, van die natuurlijke overhelling tot zingenot, en de gedachte, dat zij het mindere misschien te veel had lief gehad, dat daarom dit offer van haar werd gevergd, deed haar zich deemoedig buigen, als voor de roede der kastijding van eenen liefderijken Vader, maar die ook de Alwijze was, en die zijn feilbaar kind verbeteren wilde, niet — straffen.

Dat bij dit alles nooit sterveling meer verwijderd kon zijn van de stemming, die men vroolijkheid noemt; noch tevens meer ver van die der wanhoop, begrijpt zich van zelf.

En het was een tocht van bij de twee uren, dien zij had af te leggen; de afstand van Lauernesse en Odijk was, door de zijdelingsche ligging van het Huis, even ver als die van Utrecht naar het dorp. Dichter sloeg de Jonkvrouw het lange regenkleed over hoofd en schouders tegen de snerpende droppels, die haar het teêre vel teisterden. Schoon komenden lichter vervolgers konden geweest zijn dan helpers, zou haar de ontmoeting van een menschelijk wezen welkom zijn geweest; maar er kwam niemand, om het eenzame van den weg met haar te deelen. In het eind was zij bij de eerste woning van het dorp genaderd, daar zij wel hopen kon onbekend te zijn. Sidderend bij die eerste handeling in haren nieuwen toestand, lichtte zij den klinkring der deur… Eene vrouw kwam toeloopen en verleende op de eerste bede, de gevraagde schuilplaats. Toen zij was binnengetreden, zeiden het haar de nieuwsgierige blikken van het boeren echtpaar, dat hare kleeding (schoon het de eenvoudigste was, die men had kunnen kiezen, toch altijd die van eene edelvrouw) bij hare verlatenheid, zoo al geene verdenking opwekte, ten minste tot de vreemdste uitleggingen aanleiding geven kon, en dat deze menschen er heimelijk het hunne van dachten. Ze waren echter licht te bewegen tot eene overeenkomst, waarbij zij Ottelijne bij het aanbreken van den dag naar Kui-