komt, zal ik u waarschuwen," antwoordde Rolf, nu ook bits en toornig.
»Ik zeg dat we dien weg opgaan; ons eigen oudmodisch familiezilver is er al, dat weet gij wel, om van al het andere niet te spreken."
»Om ’s hemels wil, Francis!" smeekte von Zwenken, »Bind toch uwe tong in; bedenk dat jonker Van Zonshoven getuige is van uwe onwelvoegelijke uitvallen."
»Zooveel te beter: De jonker verkiest onze huisgenoot te zijn, dan moet hij ook maar weten wat een beroerde gemeene boel het hier is. Ik wil niet, dat men hem een blinddoek over de oogen zal trekken."
»Tusschen dit of zoo ruw de windsels losscheuren, die de bloedende wonden van een gezin bedekken, is nog een groot verschil, freule Mordaunt!" sprak ik met nadruk.
"Wel mogelijk, jonker! maar voor zulk een menagement ben ik niet berekend. Ik behoor niet tot hen, die onwelvoegelijke dingen onder mooie woorden weten weg te sluiken. Ik zeg ronduit waar het op staat, en wie dat ergert heeft zich te schamen, niet over de woorden maar over de zaken, en te eer daar de ergernis in dezen licht was weg te nemen. Als wij maar moeds genoeg hadden om commiesbrood te eten en water te drinken, zouden wij fatsoenlijke lieden zijn, al golden wij dan ook bij iedereen voor arme stakkers."
»Ik meende, Francis!" sprak nu de generaal met eene zachte, trillende stem, »dat gij zelve u in de overeenkomst met den kapitein had geresigneerd."
»Ja, zooals men zich resigneert als men de schurft heeft; maar het krabben kan men toch niet laten!"
Dat was de slag op de vuurpijl, en met dit knaleffect trok zij af, mij in ’t voorbijgaan een uittartenden blik toewerpend, als vreesde zij dat ik de bedoeling van hare grove uitvallen zou misverstaan. Ik beantwoordde dien blik met een zwijgend hoofdschudden en zag haar aan op eene wijze, die van mijne afkeuring en tegenzin getuigde.
Terwijl wij mannen elkaar wat verbluft stonden aan te kijken, stak zij nog even het hoofd door de deur .
»Kapitein! gij kunt vandaag voor de menage zorgen; ik ga paardrijden!"