zoon liet zijn lastig beroep varen, om een gemakkelijk en nutteloos leven te leiden aan de zijde van eene weinig beminnenswaardige gade, die hem tot hiertoe geene kinderen geschonken heeft.
Toen ik Lieuwestins eenigen tijd na dit huwelijk wederzag, was hij een oud man. Toch is hij van mijne jaren, en niemand heeft mij nog oud genoemd.
Mijn vriend Brown heeft nooit iets gevoegd bij dit verhaal, en zoo ik het mededeelde, was het niet om het belangwekkende van eenigen toestand; niet om iets aantrekkelijks in zijn verhaaltrant, niet om vele lezers te vermaken, maar om hier of daar een ouder, die jammerend een kind nastaart, dat vroegtijdig engel werd, — met de mogelijkheid gemeenzaam te maken, dat die gehoopte oudervreugd weleens niets anders had kunnen zijn, dan folterende oudersmart.