hem had ik gebeden, het huwelijk, waarin ik voor het oogenblik moest toestemmen zooveel het zijn kon, te verschuiven, hij was gewaarschuwd, zelfs tegen eene uitbarsting zoo hij te snel was, en toch! Sire, en toch wist hij van Uwe Majesteit de onderteekening van het contract te verkrijgen.
— In dien zin is het schandaal zeker aan de zijde van mijn ouden kolonel, die het echter met goede bedoelingen verwekte. Hij miskende u, gelijk wij, gelijk allen. Jonkman, uwe verbnntenissen met dien Hugenoot uw aandeel aan zijn schuldig huwelijk — hij een geboren Franschman met eene vreemde ketterin, zijn zeker niet onberispelijk — maar gij zijt daarvoor reeds genoeg gestraft door hetgeen gij geleden hebt. Wij vergeven u alles. En gij, mejuffrouw! voegde Lodewijk er glimlachend bij.
— Ik — Uwe Majesteit — indien ik niet gisteren achter de gordijn in mijn vaders atelier zijne nederlaag had beluisterd, zou hem niets vergeven; hij heeft in zijne biecht veel te lichtzinnig gesproken van de dwalingen mijns broeders en veel te hard van de luimen mijns vaders, die daarvoor zijne goede redenen kan hebben.
— Gij zult dus den graaf nog wel eene boetpredikatie houden, die wij hem sparen. Gij bewijst u eene zoo goede Katholieke, en eene zoo goede dochter! gij zult zeker eene te goede zuster zijn, om ons te zeggen, waar uw broeder zich bevindt, dat gij hem voor volkomen veilig houdt?
— Zijn laatste brief was uit Zweden, Sire! zijn schoonvader heeft daar eene plaats gevonden, en hij zelf maakt de portretten van de schoone Stokholmsche dames. Maar ik smeek u, Sire! laat dit een geheim blijven, mijn arme vader zoude van verbittering sterven, en stervende zou hij hem vloeken, zoo hij wist, dat…
Een der edellieden, die den koning vergezeld hadden; vertoonde zich nu voor de half geopende glazendeur.
— Wat is er, mijnheer De Behringen? vroeg de koning.
— De ridder Mignard, dien Uwe Majesteit heeft ontboden…
— Laat hem binnenkomen, zei de koning; dat brengt