eene hertogskroon op prijkt, die haar trotsch hoofd mist! De vrouw, die, jong en schoon, als ze is, een grijsaard heeft gehuwd, vrijwillig en ongedwongen! een grijsaard, dien ze eerbiedigt noch liefheeft! De vrouw, die de bruid was van den zoon, en die toch den trouwring heeft gewisseld met den vader! Voorwaar de vrouw, die dat heeft kunnen doen, ai wel minder, dan eenig ander, de eere waardig, die gij haar toedenkt!
— Gij hebt veel geleerd in uw klooster van wat daarbuiten omgaat, viel de hertog met scherpheid in.
— Mylord! wij zijn bedelmonniken; sommigen van de onzen trekken het land door, en weten wat er omgaat in de paleizen en in de hutten. Is het vreemd, dat ik onderricht ben van ‘t geen mij zoo na betreft? Nog meer! gij rekent op erfgenamen; de trots en de voorzichtigheid der nieuwe hertogin van Eastland zal ze u geven; wees daarvan verzekerd…
Archibald vatte den spreker bij de schouders. — Jonge man! uwe tong is niet verlamd, sinds wij elkander uit het oog verloren; maar wees op uwe hoede! eene radde tong heeft menig vermetel hoofd in gevaar gebracht!
— Zij is mijn eenig wapen en toevlucht, heer! daarom gun mij, dat ik haar gebruik, en overweeg mijne vraag, of lady Metella u eene dochter zou kunnen zijn, of zij u een zoon zou kunnen vergoeden? Een zoon, die dankbaar zou zijn, niet slechts voor de weldaad van rang en rijkdom in de toekomst, maar ook voor ontheffing van zijne tegenwoordige ellende en jammer, een zoon, die u het leven zou danken, niet meer zooals anderen, maar voor de tweede maal en met bewustheid, wan neer hem dat leven geschonken werd, een zoon, die u lief zoude hebben met al de kracht zijner eigene behoefte aan liefde; met al de oudermin, die in zijne borst gesmoord werd, niet gedoofd; die u geëerd heeft, toen hij leed onder mishandelingen! wat zal hij niet, als hij juichen mag in uwe goedheden! een zoon, die alleen ontvangen wil als eene gunst, wat een