zijne erfenis. Waar zij gehoopt had zich over dezen te kunnen uiten, sloot zij hem diep weg in het heilige der heiligen harer ziel: het reinste, wat zij er in besluiten konde, het beeld van een engel, van een wezen, dat nooit mensch geweest was voor haar, en ging koel door eene wereld heen, waaraan niets haar bond, dan een zware plicht. Wat zou ze den hertog van Eastland eene liefdevolle dochter zijn geweest! Wat was ze Archibald eene liefdelooze echtgenoote! Wij hebben gezien, hoe zij, onverschillig waar zij leefde of hoe, de beschikking van haar lot geheel in zijne handen had gelaten; dat hij haar naar Eastland-Castle voerde, was haar welkom geweest. Zij dacht er zoeten weemoed in te vinden, te wonen, waar de geliefde had geleefd en waar zijn gebeente rustte; maar het gesprek van dien ochtend had geleerd, dat eenzaamheid voor haar geene rust zou zijn, en dat de hartstochten van anderen, hunne liefde, hun haat, die zij niet mede voelde, haar hier van naderbij zouden omringen en meer drukkend kwellen. Wat afkeer haar Archibalds liefde inboezemde, de sombere onwil, dien zij las uit de trekken van Matthews, maar bovenal de haat, die haar had toe geschitterd uit het oog van dien zonderlingen monnik, boezem den haar eene ontzetting in, die zij zich noch verklaren kon, noch van zich weren. Ook in den stuggen eerbied der bedienden, door Matthews tegen haar opgeruid, trof haar iets, dat haar met angst vervulde. Het was, of haar hier op Eastland Castle iets dreigde, dat zij te Londen, of op Maxwell—Hall had kunnen ontgaan, en of die lieden zich in den nood tegen haar stellen zouden in plaats van haar te beschermen. Welk onheil het zijn moest… verklaarde zij zich niet: de dood? een schielijke zou haar welkom zijn geweest; maar het onzekere van wat haar dreigde, en hoe het haar toekomen zou, en door wien van die allen, martelde haar met zevenvoudige doodsangsten; en toch wilde zij geene zwakheid toonen voor het oog van die anderen. Zij had berekend, dat haar eigen twijfel aan de onschendbaarheid van haar per-
Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/209
Deze pagina is proefgelezen