daar binnen niemand anders is dan Calvin, zeg het mij dan. Waarlijk! verberg het mij dan niet… het konde u… en hem… hoogst nuttig zijn… en het zou mij rust geven, voegde hij er hartstochtelijk bij. De kapelaan heeft bevelen tegen hem…
— Ik heb geen recht om iets te zeggen, riep zij, en snel hem de brieven ontrukkende, ijlde zij voort.
Die brieven brachten duchtige redenen tot zorg en angst aan de ingewijden van ’t bidvertrek. Renata verbleekte toen zij ze gelezen had, en daarop zag ze Johan Calvin aan met zooveel zielsangst in den blik dat deze zeide: — Geldt dat mij edele vrouw! zoo spreek, ik kan alles hooren. Werkelijk geld het hem. De brief van Hercules d’Este, verwittigde zijne gemalin dat hij reeds den volgenden morgen dacht terug te zijn, om het oog te houden op de stipte uitvoering der bevelen van ’t pauselijke hof. Die bevelen werden Renata duidelijk uit het herderlijke woord des bisschops van Ferrara, die den persoon van Johan Calvin indaagde, welke als priester onder het kerkelijke rechtsgebied stond, en dat haar vermaande, om dezen uit te leveren zoo ze zijne schuilplaats kende, of hem te helpen opsporen, zoo ze die niet kende, en hetwelk haar daarenboven verwittigde, dat hij door den hertog gerechtigd was om zich te bedienen van zijne wereldlijke macht, ten einde te voorkomen, dat de bedoelde Johan Calvin, bij wederspannigheid van zijn kant, ontsnapte. Dat was zoogoed als het doodvonnis van den hervormer. Eenmaal in. de macht van Rome, was er geene hoop meer. Des hertogs brief was kennelijk eene waarschuwing, om den gast zijner echtgenoote ten minste nog eene kans te laten voor zijn behoud. Zoo hij nog in den nacht ontvluchten konde was bij gered. Maar hoe zoude hij vluchten? De vicaris van den bisschop, bij afwezigheid van zijn heer, met de groote taak der gevangenneming van een zoo gewichtigen persoon belast zou niet nalaten die uit te voeren met al den ijver, die hem verdienste moest zijn bij zijne meerderen, en zeker, van dit uur af had hij reeds al die maatregelen genomen, welke een ont-