Deze pagina is proefgelezen
welks einde de Prins had gezegd: u zoo jong en zoo onbarmhartig medegesleept in dien kerker, gij, ten minste, moet gered worden. — Gij zult gered worden, had don Pedro gefluisterd, terwijl hij door de traliën hare hand drukte. Andrea gaf zich zoo gaarne over aan de hoop en aan de liefkoozing. Zij was gloeiend rood en tot dartelheid toe vroolijk, toen zij zich met de anderen in de eetzaal vereenigde.