IV.
Reeds vier weken had nu de Prinses van Portugal in het klooster geleefd, vier weken in welke zij geen reden had gehad, om over hare jonkvrouw te klagen. Zij meende zeker te zijn, dat eindelijk ook de Hemelsche Bruidegom dit stugge hart tot zich had getrokken, en dat de genade ook haar had verlicht. De rampzalige huichelde. O, dat moest ook op rekening komen van die weinig menschelijke deugd, dat ze huichelarij eischte en voedde. Andrea trok veel nut uit de lessen van Pedro; na een nachtelijk uur in zijn gezelschap doorgebracht, met het vormen van plannen en schoone hersenschimmen eener verbodene liefde, viel het haar niet moeielijk den dag door te brengen, zooals de Infante het goed vond. Iets was haar vreemd voorgekomen. Een schrijven van don Johan aan zijne zuster, waarbij hij haar trachtte over te halen, om Andrea na verloopen proeftijd alleen als wereldlijke bij zich te houden in het klooster, zonder haar door verdere geloften te binden. Waartoe een verzoek, dat onnoodig scheen, omdat zij het eind van dien proeftijd niet zien zoude, te Aveiro? Maar Pedro stelde haar gerust; dat was alleen om elken achterdocht af te leiden; de arme geloofde. Waarom zoude zij, die iederen God had