onderdane der Koningin, wier onschuld weldra blijken zal met onnoodige gestrengheid te hebben behandeld.”
De edellieden hadden daarop eenige minuten met elkander en met den arts geraadpleegd, en besloten een tweeden genees heer te ontbieden, die beslissen zoude of de zieke vervoerbaar was. Die geneesheer was nog in den nacht aangekomen — en de Prinses had des anderen daags ’s morgens in een draagzetel de ruwe geleiders moeten volgen. Zij hadden voor haar geene andere inschikkelijkheid, dan dat men langzaam voortging. Wij verbeelden ons licht haar vreeselijken gemoedstoestand in den laatsten nacht te Ashridge en gedurende dien tocht. Van de duizend gissingen, die in hare ziel oprezen bij dit plotselijk opontbod, dat geheel het voorkomen had van eene volkomene on genade, was wel deze de grievendste, dat eene onbedachtzaamheid van Courtenay er de oorzaak van zijn mocht. Met eene mengeling van bittere spijt en weemoedige teederheid herdacht zij zijn laatste bezoek en verweet zich zelve dat zij onvoorzichtig den slagboom had opgeheven, die zijne hartstochtelijke rondborstigheid tot hiertoe nog bedwong. Maar dan ook weder herinnerde zij zich zijne verhevene liefde, die slechts aanbad en niets eischte, zijne kiesche teederheid, zijn lijden dat hij geheel alleen moest dragen, en zij vond dan iets pijnlijks zoets in het denkbeeld van ook voor hem iets te lijden. Zij wilde hem dan ook toonen, dat zij standvastig en moedig wist te zijn in elk leed, haar om zijnentwil aangedaan. Soms bestormden vreeselijke angsten hare ziel, als zij zich voorstelde dat de jaloezie Maria zoo streng tegen haar deed handelen, want ze begreep dat zij alleen daarvan het slachtoffer niet kon zijn; dan bad zij in stilte voor den geliefde, en besloot met de uiterste omzichtigheid elk woord, elke vraag terug te houden die hem zoude kunnen schaden Hare sombere gemoedsstemming werd door niets afgeleid, voor: dat zij de hoofdstad in het gezicht kreeg. Toen verhieven er zich stofwolken. De hoefslagen en het brieschen van een aantal paarden werden hoorbaar, en toen de stofnevel week, ontwikkelde een talrijke stoet van edelen en ridders, in het schitterend romanesk kostuum van dien tijd, zich statig op den breeden heerweg, en drong door tot in hare nabijheid, en omsingelde de draagkoets der jonge Vorstin onder luide betuigingen van