maar gij, burgers van Londen, u allen vergeef ik niet!” En zij vervolgde haar weg, terwijl de opeengedrongen menigte, als door tooverkracht getroffen, ter wederzijde met eerbied terugweek. — Zonderling overwicht van vastheid en moed op hartstocht en blinde woede!
Een onverklaarbare eerbied overmeesterde die menigte. De naastbijstaanden, die hare grootmoedigheid jegens de min aanschouwd hadden, begrepen als bij instinct de grootheid van den wil, die op zulk een oogenblik kon vergeven, en zij juich ten luide: »Vivat Maria! God zegene de Koningin!” Bij eene woelende volksmenigte is de overheerschende macht van het voorbeeld de eenige die zij erkent en die allen wegsleept. Zij, die nog zooeven »Leve Devonshire!” riepen, zwegen eensklaps stil, en stemden weldra met den aangeheven juichtoon in. Toch werd vrouw Snowpust, die van uitputting nedergevallen was, door eenigen uit den woesten hoop naar huis gebracht. Doch het arme schepsel had te veel geleden onder den schok van hare hartstochten: zij had de weinige levensolie, die hare lamp nog bevatte, tot een enkelen gloeienden lichtstraal verbruikt… en toen die lieden haar op de legerstede nederlegden, was zij een lijk .
Toen de Koningin op Whitehall teruggekomen was, zeide zij:
»Ei zoo, mijn goed volk van Londen, gij wilt geen Spaanschen Prins tot Koning!… Graaf van Egmond, schrijf uwen meester, uit onzen naam, dat hij spoed make met zijne overkomst. Wij verlangen ons huwelijk voltrokken te zien!”
Des anderen daags zag men twee gegoede kooplieden der city, die in het gewoel zich ten voordeele van Devonshire en Elisabeth hadden uitgelaten, te Charingcross aan de kaak gesteld en met de ooren aan den schandpaal vastgespijkerd!
De achtingswaardige Nicolaas Ridley, Bisschop van Londen, werd terzelfder tijd in hechtenis genomen en vooreerst in een der afzichtelijkste gaten van den Tower geworpen. Men wist hem van geene misdaad te beschuldigen, dan dat hij der hervorming toegedaan was.
Wederom werd er een brandstapel opgericht. Het was Johan Hooper, Bisschop van Colchester, die dezen beklimmen moest. De Kanselier, die daarbij tegenwoordig was, zeide tot