uit den gouden eerebeker een afscheidsdronk toegebracht had. Door de moeder van den gastheer naar haar slaapvertrek geleid, had zij daar niet lang vertoefd, of zij hoorde onder haar venster, dat op een binnenplein uitzag, diepe zuchten, en weldra klonk haar een aandoenlijk lied in de boren, door eene guitar begeleid. Meer het roerend zwaarmoedige der tonen, dan de beteekenis der woorden drong haar tot luisteren. Zij kon niet meer twijfelen: het was Williams. Haar venster was van buiten gegrendeld; zij kon hem geen ander teeken harer erkentelijkheid geven, dan eene buiging. Het onopgesmukte lied hield in, dat er troost, hoopt redding en medelijden was voor elke smart en in elken angst, alleen niet voor eene ongelukkige liefde, die zwijgend lijden moet. En elk couplet eindigde met de klacht van den zanger: But pity is not mine! (Maar men beklaagt mij niet). Het zacht klagende van deze tonen trof de jeugdige Vorstin zoodanig, dat zij eindelijk uitriep: »Gij wordt beklaagd!” waarna zij zich van het venster verwijderde. Op de verdere reis vermeed zij elke toenadering van Williams; de zwaarmoedige jonkman merkte het op, en zuchtte . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Wie kent Woodstock niet? Dat oude jachtslot der Koningen van Engeland, door Afred I gebouwd, door Hendrik I hersteld, en waar bijna ieder van Albions vorsten een gedenkteeken van zijn smaak of wansmaak heeft achtergelaten. Wie kent Woodstock niet? Die onregelmatige massa van steen met dat ommuurde park, en die wildrijke bosschen? Wie kent Woodstock niet? met dat diepe dal en die beroemde echo, die gansche hexameters herhaalde, en die nu verdwenen is met allen die hunne stem door haar lieten teruggeven? Wie kent Woodstock niet uit de schriften van Scott, met den Koningseik en de Rosamunds-bron, en de liefde-ladder? Welnu, daarheen had men Elisabeth gevoerd. Daar zat zij in de koninklijke vertrekken, uit wier vensters men tot diep in het park opzag, vanwaar zij zich verlustigen kon in bet aanschouwen van den waterval, die nederstortte in den vierkanten vergaêrbak, te recht of ten onrechte, fair Rosamunds-bron genaamd. Die vertrekken waren van al het noodige en van vele sieraden voorzien want ze werden bij elk jachtseizoen voor de koninklijke eigenaars in ge-