denden roes der zinnen, waarbij ik niets genoot, maar waarin ik mij zocht te bedwelmen, en waarmede ik het ledige in mij trachtte aan te vullen. Die gekochte vermaken konden mij slechts het lichaam afmatten, maar niet de borst verwarren. Ik zag Parijs; maar ik wist vooraf, wat ik er vinden zoude; ik zag Weenen, Petersburg, Berlijn, alle hoofdsteden van Europa: zij geleken elkander als tweeling-zusters; de menschen, die ik er vond, hadden één familietrek, dien ik, hoe ook afgewisseld, onder elken vorm, onder elk vernis, onder elk blanketsel, herkende: de zelfzucht; als zij mijne guineas zagen, was ik voor allen de god. Eens, dat was nog te Weenen, zond eeln beeldschoone Barones, de eerste, die ik met eenige warmte iets aardigs gezegd had, mij een briefje, dat mij den lust gaf haar te gaan zien. Rigotier lachte mij uit, toen ik twijfelde, of ik slagen zoude. Hij bewees mij, dat die vrouw geschenken aannam van hare minnaars; ik zond haar het briefje terug met eene beurs: dat was zoo omtrent mijne eerste liefde. Een Kolonel van de Garde, haar minnaar, daagde mij uit. Ik liet hem op mij schieten; maar ik had geen lust een man te vermoorden, om eene vrouw. Ik wierp hem mijne pistool voor de voeten, en zeide hem, dat ik afzag van mijn recht, om hem een kogel toe te zenden. Hij was voldaan met mijne woorden; ik wist, dat hij schulden had; ik betaalde ze; ik geloof, dat die man mij edelmoedig noemde. Dat was ééne mijner vriendschappen. Ik speelde zelden, het spel had voor mij geene uitkomst en geene verrassing. Te Londen had mijn Zwitser mij bij Crockford gebracht, niet zonder mij echter vooruit in te wijden in al de geheimen van Crockford. Ik vond het souper minder smakelijk dan ik gewenscht had, en den wijn niet beter dan in mijn eigen huis. Ik zag spinnen en grieken in iedere bevallige onbekende, die mij naderde. Ik wierp mijn geld op de groene tafel, en draaide haar den mg toe, om in de zaal rond te zien naar de gezichten van de anderen. Ik won; ik wierp mijn goud toe aan den eersten speler, die mij in het oog viel, en ik zette niet weder. Crockford ergerde zich; mijne voorname introductors verwonderden zich: maar de het liet mij voortaan met vrede. Te Spa offerde ik van tijd tot tijd eenig goud aan de hydra van het spel, om die andere hydra, die mij verteerde, voor een paar uren te
Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/317
Deze pagina is proefgelezen