Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/383

Deze pagina is niet proefgelezen

ONDERSCHEIDEN OORDEEL OVER DE COCK'S OPTREDEN 327

venijn in de beide geschriften : Brieven over de tegenwoordige verdeeldheden en beroeringen in de Hervormde Kerk (Gron. 1833); en Noodige waar- schuwing en heilzame raad aan mijne gemeente (Gron. 1833) gezaaid en uitgestrooid ? Het lijkt toch wel wat al te veel op meten met twee maten, dat de liberale predikers „hun gemeenten en het Hervormde Publiek wèl mogen wapenen”; en waarlijk niet met ongevaarlijk en stomp wapentuig, ze wèl mogen waarschuwen, en gewis niet met eene stem van onzeker geluid! Doch De Cock mag „zijne gemeente en het Hervormde Publiek” niet wijzen op het, zijns erachtens, onkruid, met kwistige hand uitgestrooid, niet in den nacht maar op klaar lichten dag, ook in den akker van anderen. De beide genoemde predikanten mochten wèl wijzen op tegenwoordige beroeringen. De Cock mocht dit niet doen. Hij werd deswege door de lieden, die partij waren, veroordeeld. Geen wonder dat rechtsgeleerden van toen en nu geen hoogen dunk koesterden en het nog niet vermogen te doen van de kerkelijke rechtspraak van het veel genoemde classikaal en het straks dat nog overtroevende provinciaal bestuur.

Ds Boeles merkt nog op, dat de heeren Reddingius en Brouwer de aanvallen van De Cock onbeantwoord hebben gelaten, en noch bij den kerkelijken, noch bij den correctionelen Rechter handhaving hunner eer hebben gezocht. Het laatste zou al te dwaas zijn geweest: er was toch vrijheid van drukpers in ons land! Voor het eerste zorgden hun vrienden en medestanders wel, een Damsté en een Hendriksz, en hooger op een Donker Curtius, de praesides der kerkelijke besturen, die De Cocks zaak zouden behandelen.

Boeles dankt de kennis van het schorsingsbesluit aan de zeer vriende- lijke mededeeling van het provinciaal kerkbestuur, dus ook de informatie, dat ’smans veroordeeling plaats had, „om zijnen ergerlijken handel en het overtreden van zijne verpligting als leeraar door zich in een drukschrift uitdrukkingen te hebben veroorloofd, welke den prediker van het Evangelie niet betamen ; — door zich te hebben schuldig gemaakt aan beleediging en veroordeeling van twee achtingwaardige leeraars, en zulks zonder vooraf bij eenig kerkelijk bestuur eenig bezwaar tegen dezelve te hebben ingebragt, en deszelfs uitspraak te hebben afgewacht”®) Deze leugen verbreidde zich snel; ze sloop stillekes uit de vergadering der classis, waarin De Cock zijn bezwaar inbracht tegen de bedoelde geschriften en uitgedaagd werd dan de pen maar op te nemen; zij vertoonde zich later openlijk, nadat de vonnissen waren uitgesproken, die de „kerkelijke rechtbanken” compromitteerden. Doch de waarheid heeft ook haar achter- haalt, zoodat ze zich nog wel schuil houdt in boeken als van Boeles en Gieseler, en dergelijke partijdige geschriften, maar gesignaleerd en als onhoudbaar aangetoond is nu de archieven opengaan.

Boeles maakt, als hij het schorsingsbesluit heeft medegedeeld, goedig