Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/108

Deze pagina is proefgelezen

100

maar hier worden ons daarenboven de vervoermiddelen voorgesteld, waarvan de groote wereld zich in de Engelsche koloniën bedient; wij zien hier de smalle kanoachtige wagentjes, waarmede door de naauwe boschlanen wordt gedrongen; de platte, breede, die bij een uitstapje in de bergen gebruikt worden; de draagkoetsen uit Voor-Indië; zelfs de parasol-calèche van de eene of andere lady op de Australische eilanden is niet vergeten.


Hollandsche boerderij. (Parijsche Tentoonstelling.)
Het Engelsch gedeelte verlatende, komen wij weder in de Vestibule aan den hoofdingang; waar zullen wij nu gaan, lezer? zoo vele openingen in de groote as, alle ingangen der galerijen, noodigen ons tot een bezoek uit; willen wij kleederen, meubelen of schilderstukken gaan bezien? kom, treden we maar vooruit; dringen we den centralen tuin in; begeven we ons naar het hart der Tentoonstelling; daar verheft zich een trotsch paviljoen, dat op zijn koepel de wereldbol draagt, en binnen zijne wanden het glinsterend metaal verbergt, dat de wereld in rep en roer brengt; dat de ziel is van den handel; zonder hetwelk de Parijsche Tentoonstelling niet zou bestaan: wij bedoelen — het geld.

Is er geld te zien? daarvoor behoeven wij niet naar Parijs te gaan!

Niet lezer, hebt gij de muntspeciën gezien van niet alleen alle Europesche landen maar bijna alle overige landen der wereld; kom, ga met mij, ik zal u veel nieuws-en wetenswaardigs onder de oogen brengen.

Het Paviljoen der maten, gewigten en munten, koepelsgewijze gebouwd en slechts eenige ellen hoog, bevat eene beneden- en eene bovenverdieping; bij de laatste is om het gebouw heen een zeil gespannen, waaronder de wandelaars zich bewegen om de voorwerpen te beschouwen, die in glazen kasten zijn geëxposeerd; boven het zeil, dat door sierlijke kolommen gedragen wordt, verheffen zich eenige wapenschilden; op den koepel prijkt, zoo wij boven zeiden, een aardglobe, wier as evenwijdig loopt met die der aarde; zij beweegt zich even als deze in 24 uren eenmaal om hare as.


Bakens. (Parijsche Tentoonstelling.)
Het Paviljoen gelijkt op een ringvormige glazen kooi, door nette houten kolommen in 20 gelijke sectors verdeeld, die aan landen of aan groepen van landen zijn toegewezen. Het eerst zien wij de munten van de verschillende staten benevens eene opgave van haar gewigt, waarde en naam. Zij liggen op rijen verdeeld naar de stof, waarvan zij zijn geslagen; verder vinden wij de gewigten en de maten, allen geschaard om de eenheden, waarnaar zij vervaardigd zijn; daarenboven zijn er ook behalve de wetenschappelijke eenheden, onderdeelen en veelvouden der maten en gewigten, die bij verschillende ambachten en bedrijven uitsluitend gebezigd worden. Ieder land biedt hieromtrent zijne eigenaardigheden aan; Frankrijk vertoont naast zijne geijkte el de ijzeren rollen der ingenieurs, de kettingen en ellen (2.23 el) der landmeters en verschillende andere lengtematen van palmhout, ivoor of balein, die bij de onderscheidene ambachten in gebruik zijn; Nederland onderscheidt zich door zijne peilstokken, Pruissen door zijne spherische gewigten, Oostenrijk door zijne munten, onder anderen door den thaler van Maria-Theresia, die alleen geslagen wordt ten gerieve van den handel op het Oosten; Scandinavië door zijne vreemdsoortige houten, metalen en glazen maten en gewigten; Turkije vooral door het groot aantal zijner gewigten, terwijl eindelijk Engeland eene vergelijking geeft van het bij Parlementsacte aangenomen metrische stelsel met de stelsels, die vroeger in gebruik waren.

Een trap in het midden van het paviljoen leidt naar de bovenverdieping; hier vinden wij in glazen kasten eene verzameling van denkbeeldige geldswaarden als bank- en muntbilletten, postzegels, postwissels, daarenboven onderscheidene kalenders en depôts van eenige wetenschappelijke bureaux en maatschappijen.

Tegen den buitengevel van deze verdieping is een uurwerkplaat aangebragt, waarop een wijzer naauwkeurig den tijd aanwijst en de uren in Romeinsche, Arabische, Turksche en Indische cijfers zijn aangeduid.

Op bevel des keizers is er eene internationale commissie gevormd, aan wie de taak is opgelegd de middelen op te sporen om tot eene gelijkheid van maten en gewigten, wetenschappelijke eenheden enz. te geraken; die commissie houdt onophoudelijk vergaderingen; het eerste gevolg harer overwegingen was een besluit om op het veld van Mars eene tentoonstelling op te rigten van de overal gebruikelijke maten, munten en gewigten; hoewel zij met ontzaggelijke moeijelijkheden had te worstelen, zijn hare pogingen gelukt, waarvan het Paviljoen in het centrum des paleizes het bewijs oplevert. Voor Nederland werd de heer E. H. von Baumhauer, lid der Nederlandsche commissie, als lid dier internationale commissie benoemd.

Wij verlaten weder het paleis en nu door de straat der Nederlanden, waardoor wij in dat gedeelte van het Belgische kwartier komen, waar Nederland heeft geëxposeerd; aan het einde van de avenue van Brabant verheft zich de diamantslijperij van den heer Coster te Amsterdam; de schoone driekleur, die op het gebouw prijkt, herinnert ons aan ons dierbaar Nederland ; jammer, dat het wapperend doek den indruk niet weg kan nemen, dien het onaanzienlijk gebouw, (om niet meer te zeggen) op ons maakt. Tot ruim een jaar geleden, wanneer ook Parijs eene diamantslijperij werd opgerigt, werden de diamanten alleen te Amsterdam geslepen, en de fabriek van Coster was wijd en zijd bekend; aan zijne reputatie had de heer Coster het te danken dat hem de beroemde Co-hi-noor der Engelsche kroon ter slijping werd toevertrouwd; na de aflevering van den gepolijsten steen ging er in de Engelsche dagbladen ééne stem op over den heerlijken uitslag, waarmede Costers werk bekroond was.


Stal voor Dromedarissen. (Parijsche Tentoonstelling.)
De diamant is de hardste steen, die tot heden toe in de natuur aangetroffen is; glas, scherp ijzer en staal stuiten op zijne oppervlakte af en kunnen er den minsten indruk niet achterlaten; hij zelf is in staat het glas door te snijden, waarvan men zich dagelijks kan overtuigen bij het inzetten van ruiten; hij wordt gewoonlijk in ruwen staat aangetroffen; zal hij in het versiersel eener dame schitteren, dan moet hij eerst van zijne oneffenheden ontdaan en tot den begeerden vorm gebragt worden; maar waarmede zal men hem slijpen, daar de hardste stoffen op zijn huid afspringen? de diamant kan alleen geslepen worden met zich zelven; in het algemeen gesproken, komt de bewerking hierop neer: men wrijft twee ruwe diamanten tegen elkander, waardoor beiden een zeer fijn poeder loslaten, dat zorgvuldig verzameld wordt; dit poeder strooit, men op een plate-forme van staal, dat met olijfolie besmeerd is, waarna er de diamant aanhoudend en zeer snel over heen gewreven wordt, tot zijne vlakken zuiver en glansrijk zijn geworden, en hij den begeerden vorm verkregen heeft. De kunst van diamanten te slijpen is reeds 400 jaren oud; de uitvinding er van wordt toegeschreven aan zekeren juwelier te Brugge, Lodewijk van Berquen geheeten; de graaf van Charolais, later Karel de Stoute, had een diamant van buitengewone grootte, doch hij was vormeloos en bijna zonder glans; hij beloofde van Berquen eene belooning van