Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/176

Deze pagina is proefgelezen

168

Hoe hoog en snel de reis ook wordt voorgezet, zeker is het, dat de vogel, met een scherp oog gewapend, de landstreken overziet, die, als een bewegelijke panorama, elkander als verdringen. Intusschen is het niet onwaarschijnlijk, dat het klimaat, gevoelig als de vogel is voor de temperatuur, hem ten gids verstrekt.

Hoe hooger en sneller de vlugt, hoe grooter de afstand, die de vogelen van het doel der reis scheidt, en omgekeerd. Wij wijzen hier op den ooijevaar, de ganzen, zwanen, kraanvogels, welke hoog en snel vliegen, om een lange moeijelijke reis te volbrengen, op de vinken en leeuwerikken, die langzaam slechts enkele ellen boven de aarde den togt voortzetten, omdat hunne reis zich niet veel verder dan het Zuiden van Frankrijk uitstrekt.

Moge deze schets, al ontbreekt haar ook de gloed, dien het onderwerp verdient, meer en meer de belangstelling in deze te weinig gekende dieren opwekken, opdat ieder in zijnen kring. ook om hun nut, ze krachtig bescherme tegen het berooven van de nesten, waardoor duizenden in de Ievenskiem verstikt, of, nog jong, aan hunne ouders ontrukt worden en, een speeltuig in de handen van de onnadenkende jeugd, onder de marteling bezwijken.

's Hertogenbosch, December 1867.




ALLERLEI.



DE ARTESISCHE PUTTEN. Wie zou voor een vijftigtal jaren hebben kunnen vermoeden, dat de mensch er in slagen zou de zandwoestijn van Sahara hier en daar als in een lustoord te herscheppen; dien zanderigen grond, waarop eertijds de karavanen dagen en dagen zochten naar eene bron om menschen en kameelen te verkwikken, groei en leven bij te zetten? En echter dit gebeurt in onze dagen door in die barre oorden, waar menigeen den dood door gebrek aan water vond, artesische putten te boren, die niet alleen de pelgrims op hunnen togt door brandende woestijnen met hun helder en frisch water verkwikken, maar ook tevens dienen om den grond, eertijds tot ontwikkeling van het geringste plantje onbekwaam, geschikt te maken om duizende planten weelderig te doen opschieten en bloeijen.



DRAAGBARE STOVEN. In deze stoven, eene Fransche uitvinding, die de aandacht overwaardig is, zullen voornamelijk onze Iezeressen belang stellen. De stoof is niet grooter en dikker dan een gewoon boek; zij is fraai bewerkt en van een handvatsel voorzien. Wanneer men het deksel opligt, vindt men in de stoof een raam van gevlochten ijzer of koperdraad, waarin men slechts de kool behoeft te leggen, die voor het toestel juist gevormd en bereid is. (De kolen hiertoe dienende kan men in pakjes koopen). Nadat men nu deze kool door middel van een lucifer aan den kant heeft aangestoken, schuift men haar in het raam en bevestigt haar door een aangebragten pin in de juiste rigting. Nu sluit men de stoof weder. Reeds na weinige minuten dringt uit de stoof eene aangename warmte naar buiten, terwijl de kool langzaam en zonder te rooken verbrandt; eerst na zes uren behoeft men de verbrande kool door eene nieuwe te vervangen. Ten overvloede kan men de gloeiende kool zeer spoedig uitdoven door middel van schijven, welke de openingen, die in de stoof zijn, luchtdigt afsluiten. Zulke stoven zijn vooral goed, wanneer men des winters gedurende langen tijd in onverwarmde wagens of sleden rijden moet.



DE DAUW. Dit nuttig natuurverschijnsel wordt door allen opgemerkt, echter niet door allen in zijn ontstaan, in zijn wezen gekend. Wij willen het dus in het kort verklaren.

De dauw ontstaat in den zomer na den ondergang der zon. Wanneer het weder helder en rustig blijft, zullen de voorwerpen op de oppervlakte der aarde de warmte, welke zij gedurende den dag opnamen, des nachts uitstralen, waardoor zij meer en meer worden afgekoeld; hunne temperatuur daalt dan soms tot 7 à 8 graden beneden de temperatuur der lucht. Deze afgekoelde voorwerpen komen in aanraking met de warmere luchtlagen, die hen omringen, en koelen ze tot het dauwpunt af; daar nu de lucht waterdampen bevat, worden deze als water op de koude voorwerpen afgezet.

Zeer wijs heeft God in Zijne ondoorgrondelijke wijsheid verschil van uitstraling onder de ligchamen daargesteld. Trouwens die ligchamen, welke de grootste behoefte aan dauw ter hunner verkwikking hebben, bezitten het grootste uitstralingsvermogen; immers bij dauw bespeurt men de boomen en het gras het meest er door bedekt, en, hadden zij zulks niet noodig, uitgeput als zij waren door de hitte van den dag?

Een bewolkte hemel belet de nachtelijke uitstraling en dus ook het ontstaan van den dauw. Een geringe wind is de vijand van het beschreven natuurverschijnsel, omdat hij de luchtlagen den tijd niet gunt behoorlijk af te koelen, maar ze wegvoert en onophoudelijk warmere aanbrengt.



EENIGE OMZETTINGEN VAN ZWAVEL. Wanneer men, volgens Zaliwski, vloeibaren zwavel met eene kleine hoeveelheid teer vermengt, verkrijgt men eene massa, die met de caoutchouc om den prijs dingt. Lost men caoutchouc in met zwavel verzadigd zwavelkoolwaterstof op, zoo verkrijgt men eene vloeibare massa, die met een penseel op hout gestreken, een vernis daarstelt, dat voor geconcentreerd zwavelzuur onaantastbaar is.



BEVOLKING VAN ROME. Rome bezat volgens officiëele statistieke opgave in 1866 eene bevolking van 210.700 zielen, en nu 215.573. Alzoo is de bevolking gedurende een jaar met 4872, en sedert 1858, toen Rome slechts 180.000 inwoners telde, met ruim vijf en dertig en een half duizend zielen vermeerderd. De stad Rome heeft 54 parochiën, waarvan 9 buiten de muren. De bevolking van het den H. Vader nog overgeblevene deel van den Kerkelijken staat bedraagt, met inbegrip der stad Rome, 692.112 zielen. Volgens die telling zijn in Rome: 30 Kardinalen, 35 Bisschoppen, 1469 Priesters, 828 Seminaristen, 2832 mannelijke- en 2215 vrouwelijke Ordens-geestelijken, te zamen een getal van 7409 geestelijke personen. Kweekelingen der Collegiën (mannelijke) 1258, pensionnairen (vrouwelijke) 1642. In de liefdadigheids-gestichten leefden 775 mannen en 1088 vrouwen. Soldaten: 7360, Israëliten: 4650, Protestanten enz. 457.



EEN AARDIG VOORVAL. Toen de Pruissen Bohemen binnenrukten, gaf een houtdief uit Modlibow bij Boheemsch Eichou aanleiding tot een zonderling voorval. Hij had zich namelijk des nachts in een nabijgelegen bosch begeven en was juist bezig een te voren doorgezaagden boom te vellen, toen hij een rijtuig hoorde naderen. IJlings vlugtte hij in den top van eenen anderen boom, opdat de boschwachter (trouwens niemand anders zou zich op zoodanig uur in zulke onvrije streek begeven) hem niet betrappen zoude. Naauwelijks had onze houtdief In den boom post gevat, of er naderde een man, die eene zware kist op den rug droeg en hem vervolgens bij den boom nederzette. De man was gewapend met een schop, waarmede hij een diepen kuil groef, waarin de kist geborgen werd; vervolgens bedekte hij ze met aarde en rijshout om alle spoor van begraving te verbergen. Nadat onze nachtelijke graver zich verwijderd en zijn wagen bestegen had, gleed de houtdief naar beneden, doch waagde het niet den kuil te openen, uit vrees dat er eene misdaad had plaats gegrepen en het corpus delicti aldaar begraven lag. Terstond ijlde hij naar het dorp, waar zijne mededeeling eene niet geringe opschudding verwekte. Jong en oud stroomden boschwaarts; het graf werd geopend en wat vond men in de kist? 30.000 gulden, die een goed gezeten boer uit vrees voor de hongerige Pruisen verborgen had; hij maakte zich natuurlijk spoedig als eigenaar bekend.



DE ONDANKBARE. In het jaar 1821 was er in Piëmont een opstand, ten gevolge waarvan prins Karel Albert, later koning van Sardinië, gedwongen werd Turijn te verlaten. Hij trok naar Florence bij zijn schoonvader Ferdinand III, groothertog van Toscane, die hem eene edelmoedige gastvrijheid verleende. Op zekeren dag ontstond er, brand in het paleis, die gestadig toenam. In eene kamer van het paleis lag een zeer jong kind onder de hoede eener min. Deze verloor geheel hare tegenwoordigheid van geest. Reeds vervulden de rook en de walm het vertrek en dreigden het kind te verstikken, toen een man de deur verbrijzelde, zich in vlammen en rook wierp, het kind greep en redde. De redder was Leopold, aartshertog van Oostenrijk, later groothertog van Toscane. Het geredde kind was Victor-Emmanuel, nu koning van Italië, die in 1860 zijn redder door schandelijk verraad en trouweloosheid van den troon stootte en zegepralend de hoofdstad van zijn oom en redder zijns levens introk, waar hij nu resideert.



VERNIS VOOR HOUT EN METAAL. De grondstof van dit vernis, door Chaumont te Parijs bijzonder aanbevolen, bestaat uit bitumen, (jodenlijm) asphalt, (jodenpek) of hars. Ter oplossing gebruikt men zwavelkoolstof. De verhouding is als volgt: 100 deelen bitumen en 80 à 100 deelen zwavelkoolstof. Bezigt men asphalt dan neemt men er 300 deelen van op 100 doelen zwavelkoolstof, de bewerking is deze: men schudt de bitumen, asphalt of hars in eene flesch, giet er vervolgens zwavelkoolstof op en sluit de flesch luchtdigt, ten einde de verdamping van de zwavelkoolstof te voorkomen. Binnen 12 tot 24 uren is de bitumen, asphalt of hars opgelost en het vernis bereid. Het vrijwaart de metalen voor oxydatie (roesten).