Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/178

Deze pagina is proefgelezen

170

woord, Broere was een genie, waarin drie hoofdkrachten in zonneluister schitterden: hij bezat eene kracht, om te zien, eene kracht om te oordeelen en eene kracht van consequentie.

Broere was geene specialiteit, zooals men hen noemt, die, in plaats van zich op het geheele veld der wetenschap te bewegen en dit in alle rigtingen te onderzoeken, slechts een klein gedeelte daarvan voor zich afbakenen en het grondig bestuderen, neen, zijn geniaal oog zag rond naar alle zijden; overal en in alles wierp hij den onderzoekenden blik. Gingen de scholastieken der middeneeuwen van de rede uit, om de openbaring uit te leggen, Broere besteeg, als wij het zoo zeggen kunnen, Katholieker standpunt; hooger was zijn adelaarsvlugt. Hij nam de openbaring aan, om de rede uit te leggen, en uit het verheven geheim der H. Drievuldigheid straalde hem het licht toe, waardoor hij zag, oordeelde, gevolgen maakte. Men hoorde hem met den grootsten rijkdom van denkbeelden en met veelzijdige wetenschap spreken over de natuur in allerlei verschijnselen en vormen, over geschiedenis en ervaring van voorouders en tijdgenooten, over Gods leiding in onderscheidene eeuwen; maar als zijn geest ons Kerk en Godsdienst ontvouwde, dan was zijn woord Profetentaal gelijk, waardoor hij de liefde, waarvan zijn priesterlijk hart gloeide, in de harten zijner leerlingen ontstak.

Broere leefde in het midden der wereld, niet als een afgetrokken denker, die, opvliegend naar zijn ideaal, de werkelijke wereld vergat, neen zijn oog werd gestadig van de aarde naar den hemel, van den hemel naar de aarde geslagen; getuigen daarvan die heerlijke bladzijden waarop hij de dwaling brandmerkte, en waardoor hij aan het Maandschrift „de Katholiek” eene eerste plaats deed innemen onder de vaderlandsche letterkundige geschriften. Hoewel de nederige man zijn naam verzweeg, was de geniale geest van Broere onmiskenbaar. Zulk een man moest dichter zijn en hij was ook dichter. Als dichter bewonderen wij in hem een van diepe godsvrucht gevoeden geest, eene belezenheid, die van de smaakvolste keuze getuigt. Wat eene zuiverheid en eenvoud van taal! Welk hooge vlugt in zijne Oden. De Fragmenten van het door hem begonnen heldendicht „Konstantijn” toonen ons wat in die hooge dichtsoort van hem te wachten ware geweest, wanneer hij zich geheel aan de Muzen had gewijd, en God hem een langer leven had toegestaan.

Wetenschap en kunst zijn beiden dochters van de godsdienst; deze heeft immers de wetenschap ideaal in hare leer en de kunst ideaal in hare eeredienst. Daarom ook onderscheiden zich de ware geleerden òf door hunne eigene kunst òf door de gezonde ideeën, welke zij over de kunst hebben. Welnu, de godsdienstige Broere was in belde opzigten kunstenaar; hij bezat een warm hart voor het schoone en wist het onder allerlei vormen te ontdekken. De schilderkunst, welke hij beoefende, en de diepe kennis, welke hij van het tooneel in zijnen edelsten vorm bezat, bewezen dat hij ook als kunstenaar met groote talenten was begaafd.

Het schitterendst lichtpunt in dien aureool van glorie, welke Broere, omstraalde, was dat hij priester was, priester in den volsten zin des woords; een nederige, zich-zelven vergetende, opofferende, godvruchtige priester. Eene kinderlijke liefde voor de allerzaligste Moeder des Heeren was hem met alle geleerden en heiligen der Kerk eigen; daarvan is zijn heerlijk werk „Maria” eene krachtige getuigenis.

Is het noodig dat, wij zeggen, dat zulk een man werd hooggeschat, dat zijne verdiensten gewaardeerd werden. Kerk en Staat schonken aan Broere hunne onderscheidingen. Als kanunnik zat hij in den raad des Bisschops; het ridderkruis van burgerdeugd versierde zijne borst grooter echter was de vreugde zijner talrijke vereerders, toen de groote Pius hem een welverdiend bewijs van zijne achting schonk door het verleenen van eene waardigheid, welke hem in de onmiddelijke nabijheid van den Pauselijken troon plaatste. Die stralende ster mogt echter niet lang aan onzen hemel schitteren; den 28 December 1860 ging de treurmare rond, dat God zijne ziel had opgeëischt. Een monument, nederig zooals de groote man zelf was, staat onder de schaduw van het Seminarie te Warmond op zijn graf. Men zegt dat de onuitgegevene geschriften van den grooten Broere aan de vergetelheid ontrukt zullen worden, opdat daardoor meerder nog blijke wie Broere was: een uitverkoren vat, een H. kandelaar, versierd met paarlen en edelgesteenten, een onwrikbare zuil der kerk, een bazuin van God, een tempel des H. Geestes.

Gelukkig hij, wiens leven en dood zoo kostbaar waren in de oogen van God. Zijne gedachtenis blijve in zegening, en het woord op zijne buste in Hageveld's voorportaal bewaarheid „geene vergetelheid zal ooit uwen naam uitwisschen.” Teregt zong daarom een zijner uitstekendste leerlingen:

Eer rukt de aloude wereldzee
De starren van haar baan,
Eer zal de vlam van 't groot heelal
Langs 's hemels transen slaan,
Eer keert wat licht en adem schept
Tot d' eersten bajertstaat,
Eer zinkt het in den eeuw'gen nacht
Eer Broere's naam vergaat.




Achttien eeuwen.
Geschiedkundige verhalen voor het Katholieke volk van Nederland.
Door H.A. BANNING.



DE LAATSTE DAGEN VAN JERUZALEM.
Vervolg.


Die tijding kwam ook zoo geheel onverwacht. Zooals wij weten, bevond Herodes zich te Cesarea. De Sidoniërs hadden Blastus, den kamerheer des Konings, in hun belang weten te winnen en gezanten afgevaardigd om den vrede te bewerken. De Koning woonde op dat oogenblik de spelen bij, die ter eere van Keizer Claudius gegeven werden, en bepaalde het uur waarop den gezanten toegang zou worden vergund. Op den tweeden dag der openbare spelen verscheen hij in zijn koninklijk gewaad, schitterend van zilver, in den schouwburg en hield een toespraak tot de aanwezigen. Toen de menigte hem zag en hoorde, vernam men uit duizend keelen de woorden: „Dat is de stem eener godheid en niet van een sterfelijk wezen!”

Doch op hetzelfde oogenblik ontving de snoodaard, die met welgevallen de kreten des volks hoorde, de welverdiende straf Gods. Zijn ligchaam barstte, zoodat zijne ingewanden er uit vielen. Overal aan zijn gansch lijf vertoonden zich wonden, er er ging een onuitstaanbare stank van hem uit. Men droeg hem in een zaal, alwaar zijn troon stond. Woede en razernij vervulden zijne ziel…. en zóó stierf hij, te midden zijner vleijers en hovelingen, die hij, door den ellendigen toestand, waarin hij verkeerde, tot walging en afschuw verstrekte, in den ouderdom van vier en veertig jaren.

„Zoo is dan onze doodsvijand niet meer in leven! riep Daniël, nadat Hanani hem in weinige woorden het afsterven van Herodes had medegedeeld. „Ja, gij zijt regtvaardig, o God! en Uwe wegen zijn onnaspeurbaar.”

„Het godsgerigt zal thans eerst voltrokken worden,” sprak Hanani. „Volgens de voorzeggingen der profeten was Herodes de laatste koning. Hij heeft wel vier kinderen, zijn zoon Agrippa, zijne dochter Berenice, die aan Herodes van Crhalcis uitgehuwelijkt is, en dan nog twee ongehuwde dochters, Mariamne en Drusilla; doch Agrippa, zijn zoon is nog te jong, en daarom zal, naar men zegt, het lands regtstreeks van Rome uit geregeerd worden. Men noemt reeds den eersten stadhouder; Cuspius Fadus zou daarvoor benoemd zijn.”

De bevrijde gevangenen konden zich niet langer meer bedwingen; nadat de eerste indruk der verrassing voorbij gegaan was, kwam het verlangen om den echtgenoot en vader weder te zien alle andere gedachten verdringen. „Waar is Eleazar? Leeft hij nog? Wat is hem sedert onze scheiding overkomen?”Met deze vragen werd Hanani bestormd, vragen, die hij, helaas, niet voldoende kon beantwoorden. Hij kon slechts spreken van de vruchtelooze pogingen om tot zijn vriend te naderen.

„Wij zullen echter spoedig hooren waar hij gevangen zit,” sprak hij, „ik heb reeds een der wachters, die mij genegen is, uitgezonden, om dat te onderzoeken.”

Hanani had naauwelijks zijne mededeelingen gedaan, toen de man, op wien hij zich had verlaten, aan den ingang der gevangenis verscheen en de boodschap bragt, dat, Eleazar nog leefde. Hij verhaalde dat, alvorens de meeste gevangenen bevrijd waren geworden, Charicles zich naar den onderaardschen kerker