Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/197

Deze pagina is gevalideerd
189
DE LEER DER BEMESTING.


noeg om een voldoenden oogst op de leveren, en dan is weer een bemesting noodig geworden. Het behoeft wel geen vermelding, dat al naar gelang van den bodem en van de beschikbare meststoffen deze opeenvolging een verschillende is, en dat daar, waar aan den grond slechts weinig mest tegelijk kan worden toevertrouwd, omdat anders de kans op verlies te groot zou zijn, niet eens, doch meerdere malen in de reeks van jaren met verschillende cultuur, moet worden gemest.

De grondbeginselen van den landbouw, van welke wij hier getracht hebben een kort overzicht te geven, berusten zoowel op de praktische ondervinding, die gedurende den loop der eeuwen werd opgedaan, als op de wetenschappelijke onderzoekingen, die aan deze studie in de laatste tijden in bijna onoverzienbaar aantal werden gewijd. Toch is het aan de vereende krachten dezer beide richtingen nog niet gelukt ons een volledig inzicht te geven in de eigenschappen van den bouwgrond, en de veranderingen, die deze gedurende de cultuur ondergaat. Slechts eenige hoofdzaken weten wij; over de bijzonderheden heerscht tusschen verschillende onderzoekers bijna in alle gevallen nog verschil van meening. Daarenboven biedt de bouwgrond zelf een zoo groote verscheidenheid van soorten, en wijken de uitersten van deze zoo zeer van elkander af, dat wat van de eene geldt, daarom voor de andere nog volstrekt niet zeker is. Men heeft getracht door rechtstreeksche bemestingsproeven op scheikundig onderzochten grond, en door nauwkeurige bestudeering van den gewonnen oogst, zoowel wat waarde, als wat gehalte aan verschillende scheikundige bestanddeelen betreft, een stap nader tot de oplossing van het groote vraagstuk te komen, en zoo mogelijk de moeilijke en tijdroovende theoretische studie der oorzaken daarbij als het ware overbodig te maken. Doch de talrijke invloeden, die op zulk een proef inwerken en wier regeling men niet in zijne macht heeft, zijn oorzaak, dat ook deze onderzoekingen, nog tot geene algemeene resultaten geleid hebben. Van een zuiver wetenschappelijke landbouwkunde kunnen toch nog slechts de allereerste beginselen als vaststaande beschouwd worden, doch reeds heeft de praktijk belankrijke voordeelen van de