En wij... wij hebben de »boodschap uws vaders” nauwkeurig onderzocht, en bevonden dat ze nooit goed begrepen was. Wij verzekeren u op ons woord — van doctor, dominee, professor, enz. — dat wij die boodschap goed zullen verstaan...
— Ach, kermde de zieke, dat zeiden al die anderen ook! Sedert achttien eeuwen hoor ik dezelfde verzekeringen. Zoudt ge zoo goed willen zijn mij den zwaren band af te nemen, dien ze mij om den hals legden, en ’t gewicht dat zoo drukt op mijn hart? Och, ik verlang naar wat licht, wat vrijheid... staat dat alles niet in de boodschap van mijn vader? Misschien zal ik beteren als ge mij overlaat aan mijzelf!
— Maar beste jongen, waar blijven wij dan?
Dat is waar! ’t Is brutaal van een zieke, te verlangen naar beterschap, en te vergeten dat zijne alle-eeuwsche koorts de weldoende voedster is van ’t gezin des geneesheers.
Daarom: »nieuwe behoeften” heeren! Nieuwe ziekten, heeren! Altijd wat nieuws, dan houden we den zieke wel aan de praat.
Van harte hopen we dat de in bovenstaande schoone en treurig-ware gelijkenis bedoelde zieke eindelijk de kinderschoenen ontgroeien zal, en zich zelf de ketenen afrukken die hem knellen. Orthodox of modern, steek of hooge hoed, stropdas of liggend boordje, ’t moet niet langer in staat zijn ons af te houden van ’t gelukzoeken hier op aarde. We moeten begrijpen, dat alle goddienerij dwaasheid is, en dat onze eenige plicht is: mensch te zijn.
Wij moeten op aarde gelukkig zijn
En niet langer alles ontberen,
Wijl enkelen, vadsige hommels gelijk,
Op onzen arbeid steeds teren.
Stel u eens voor, dat ge in een schouwburgtent zit. Daar er veel toeloop was, hebt ge met moeite eene plaats veroverd. Plotseling beginnen de luî achter u, geholpen door velen buiten de tent, te roepen: Er uit, menschen, er uit! Straks komt er voor ’t zelfde geld eene veel mooiere voorstelling!
Zoudt ge er werkelijk uitgaan? Vooral, zoudt ge het doen als ge zaagt dat juist de hardste schreeuwers zelf zooveel mogelijk naar voren trachtten te dringen?
Want met al hun preeken over berusting, en over ’t nietige van ’t aardsche slijk, en over Lazarus en de rijken man, zorgen de heeren predikanten in den regel wel, dat ze zelf tamelijk vooraan komen te zitten. En bij de verpachting van pastorie-goederen toonen zij duidelijk, dat zij de pachtsommen van deze landerijen niet als slijk beschouwen.
Verkoopers van rattekruid zijn altijd gevaarlijke menschen. Dubbel gevaarlijk zijn ze echter als ze ’t verkoopen in fleschjes met een etiket waarop staat: „Suiker”. — Om deze reden zijn de modernen nog gevaarlijker dan de orthodoxen.