Pagina:Harting, Het eiland Urk (1853).pdf/22

Deze pagina is niet proefgelezen

ti —

deele bruinrood en violetrood, al naar gelang van de hoeveel heid aanwezig ijzerazydhydraat, welke stof in hoeveelheid toe- veert met de diepte, zoodat het henedenste gedeelte der bed- ding tot den aard eener were oerbank nadert.

De mikroskopische bestanddeelen zijn gerolde kwartskorrel- tjes en scherpkantig gruis van kristallinisehe gesteenten, in af- wisselende betrekkelijke hoeveelheden. Beide doze hestanddee- Îen zijn algemeen doorschijnend en kleurloos, Waar koolstof. zure kalk voorkomt, bestant deze mecerendecls uit zeer kleina vormlooze ligehaampjes. Het ijzeroxydhydraat is er in bevat als zeer kleine moleculen, die adle de rnimten tusschen de ove- rige bestanddeelen vallen, Van schelpvezelen is geen spoor te zien, evenmin als van Foramiziferen of andere mìkroskopische organismen.

De hardheid en vastheid dezer geheele laag, doch vooral van here diepere gedeelten, is zoer groet, en wordt inzonder- heid veroorzaakt door het iijyeroxydhydraat, waardoor de ave- rige deeltjes onderling zamengebakken zijn. Reeds is vermeld, dat de gebezigde grondboor daarin geheel onbruikbaar is ge- worden. Bij de derde boring namelijk, was aan de overigens uit goed gehard ijzer bestaande boorbuis, reeds eene vrij sterke uitwijking der wanden waar te nemen. Ook bij de Jater in het werk gestelde graving, werd de bodera zoo hard bevonden , dat men op sommige punten daarin met de spade alleen nict kon voortwerken , maar genoodzaakt waa een’ koevoet te gebruiken , om do brokken los te breken.

Echter heeft deze leem slechts weinig plasticiteit, wanneer zij met water wordt sangemengd, hetgeen grootendecls het ge- volg is van de talrijke tusschen de overige bestanddeelen ver strooide zandkorrels en steentjes van allerlei grootte. Deze ge- ringe plasticiteit is ook opgemerkt door den tegenwoardigen Hoofdingenieur donkh.J.Ortt van Schonauwen, die in 1834,