redelijk te verzorgen. Niet uit schepen die vergaan zijn, maar door de natuur zijn ze hier aangespoeld, en wierden gevonden in eens zekere soort van zwarte aangespoelde Mollemaarde of mokmachtigen Veengrond, gelijk ik zelfs, in het begin van mij- ne Dienst, wanneer nog een groot stuk Lands, buitendijks, zich Noerdoostwaarts near de Lemmer uitstrekte, een van die soorten van Barnsteen sldaar in aangespoelde Molmaarde of Veengrond gevonden heb, een halve vingerkop groot, welke ik gan mijn eerwaarden Vader present gedaan heb, maar sedert dat het opgemelde agter Buitendijksland weggespoeld en niet meer daar van dan een vlakke steenachtige strand overgeble- ven is, worden die steenen, zooveel mij bekend is, niet meer gevonden, enzv.”
Behalve op Urk, ís ook op het naburige Schokland barn- steen gevonden (*).
Ofschoon nu in lateren tijd de barnsteen op geen dezer beide €ilanden meer is ontmoet, zoo laten echter de daaromtrent me- degedeelde berigten geenen twijfel over, of het is aldaar vroeger voorgekomen, en wel ‚naar allen schijn , opgeworpen door de zee. Tevens echter blijkt daaruit, dat de hoeveelheid ten allen tijde zeer gering geweest is. De mollemaarde, waarvan in deze hee rigten sprake is, zoude het vermoeden kunnen versterken, als af deze barnsteen afkomstig was uit eene door de zee omge- woelde bruinkolenlaag, doch reeds boven hebben wij gezien, dat tusschen het zand, dat het vroegere zeestrand vormde, zich veel derrie bevindt. Hoogstwaarschijnlijk was het deze, waarin men den barnsteen vond, Dess derrie nu drangt alle de kenmerken van losgespoold veen. Van hout van coniferen, die zoo algemeen in de bruinkolenbeddingen voorkomen, en be-
{*) Zie Houttuyn's Natuurlijke Mistoria volgens het aamenstel van Linnaeus, DI, XXXYL bi, 206,