Pagina:Harting, Het eiland Urk (1853).pdf/76

Deze pagina is niet proefgelezen

==

door het maaksel dea schedels bevestigd wordt.

De genomen maten zijn de volgonde :

to, De omvang (o}, gemeten am het voorhoofd ovor de tubera frontalta, de slapen, en zoo verders om het meest uitpuilende gedeelte van het achterhoofd.

2o. De welringslijn (w), eene kromme lijn, gaande van den neuswertel over het voorhoofd en de kruin naar het achterhoofd en eindigende aan de protuberuntia occipitalis:

3e, De lengte (El), van het midden van het voorhoofd tus- schen do twdera fronfalia tot aan het meest uitpuilende gedeelte van het achterhoofdsbeen.

4o, De Aaogte (k), hepaald door den schedel, na verwijdering der onderkaak, op eene tafel te plaatsen, op het hoogsta punt tes schedels eene liniaal te leggen, wâarvan de loodregte af- standen aan weerszijden tot aan de oppervlakte der tafel wor- den gemeten. De gemiddelde dezer betde maten gaf dan da hoogte aan.

5o, De voorhooflsbreedte (v), gemeten san het smalste gedeel. te van het voorhoofdsbeen.

60, De achterkoofdsbreedte (a), zijnde tevens de grootste broed- te des schedels, of de afstand tusschen de meest uitpuilende plaatsen der beide wandbeenderen.

zo, De gelaatsbreedte (z), gemeten van het meest uitpuilende gedeelte van den eenen arcus oygomatiene naar dat des anderen.

8e. De grondnlaksbreedte (£), zijnde de afstand tusschen de buitenvlakten der fudercula artieularie op de helft hunner hoogte.

Jo, De afstand (p) tusschen de prafuberantia occipitalis en do spina pelatina,

De daaruit afgeleide verhoudingen zijn:

lo, De verhouding tusschen den omvang (o} en «de welvings- lijn (w). Deze verhouding drukt den greed van welving des schedels uit.