105
omhoog geklapt, de kiel met de zwaarden hangt loodrecht neer, en de stamper is door een wirwar van meeldraden heen gekruld, die een oogenblik te voren samen nog diep verscholen zaten.
Zoo gaat het een voor een met al de bloemen; de harige bezoekers zetten zich op de spitse takken neer en schuieren het stuifmeel samen, waarmee de brembloem ze zoo onverwachts bepoeierde. Of zouden de diertjes het geweten hebben, dat ze zoo rijk begiftigd zouden worden? Zouden zij weten, wat maar weinig menschen weten, dat de brembloem op deze wijze in één keer al zijn stuifmeel afgeeft aan den hommel, die met alle macht op het gouden scheepje drukt? 't Is moeielijk te gelooven; maar wie zal bewijzen dat 't niet zoo is? Er gebeurt zooveel geheimzinnigs in de planten- en dierenwereld, waarbij wij alleen geloven en niet weten kunnen. Zie maar, hoe telkens de pas weer toegevlogen diertjes de nog gesloten en ongerepte bloemen kiezen, en... hoe ze mijden de leeggestoven gapers, die ook wij al van verre kunnen onderscheiden.
Zoo wordt de druk bevlogen bremstruik al door geler van 't bestuiven, want de bloemen lijken tweemaal grooter dan te voren. Kleinere zwakke diertjes komen nalezing houden en teren op 't meel, dat den hommel niet trof en doelloos rondstoof bij het ontploffen van de bloem. Misschien doen zij nog goeden dienst bij 't verspreiden van het kostbaar stof en brengen zij 't op de ingekrulde stempels. Want als een nog onbestoven hommel een bloem deed explodeeren, blijft meestal ook de stempel onbestoven en groeit er straks geen zwarte peul vol zaden uit de bloem.
Kijk, nu staat de brem weer eenzaam; de vluchtige bezoekers zwerven verder rond en zoeken elders naar rijpe, maar nog niet geleegde bloemen.