236
ons Amsterdam herinnerd werd, beide keeren, dat ik de straten van Montjoie doorwandelde met het doel wat te teekenen, waarvan tusschen haakjes door tijdsgebrek, embarras de choix en de bijzonder mooie prentkaarten en albums die overal te koop hangen, zoo goed als niets is gekomen.
Werkelijk er is iets van Amsterdam in Montjoie, en wel van het oude, mooie en rijke Amsterdam der 17e en 18e eeuw. Verscheidene huizen lijken een gewijzigd model van onze mooiste gebouwen van de Heeren- en Keizersgracht; die zelfde voorname, royale deuren en hooge vensters, de gebeeldhouwde frontispieces met de wapens van de patriciers, die de burgerpaleizen lieten bouwen. Tot de geisoleerde gekleurde ruiten toe zijn present, maar al weer niet precies van dezelfde kleur. Viel in Amsterdam het warme paarsrood 't meest in den smaak, de rijke handelslui en fabriekseigenaren van 't Montjoie der 17e eeuw hielden meer van een zacht en diep zeegroen tintje. Ook de hooge stoepen, dubbele en enkele vindt ge terug bij de vijf of zes grootste en mooiste huizen; gebeeldhouwde deuren zijn er vele, ook in de eenvoudige huizen, waarin garen en band of Montjoier-toeten te koop zijn.
De achterzijde van de huizen der hoofdstraat heeft iets van de achterzijde van de Doelenstraat van den Binnen-Amstel gezien; daar en hier serres of veranda's boven 't water uitgebouwd. Waarschijnlijk bewerkten dezelfde oorzaken: veel geld, een goede smaak, een eigen aard, weinig ruimte en lastig water, zulke in 't-oog-vallend overeenkomstige gevolgen.
Een groot verschil is er ook, dat toch nog haast weer een gelijkenis wordt. Er is in Montjoie zelf zoo goed als geen plaats voor boomen, de grond is er te hard voor, maar zoo gauw er hier of daar een vlakje of een kuil of een