144
komt dan om. Evenwel is voor uitsterven geen gevaar, want elk meerkoetwijfje legt in het voorjaar in een nest van riet en biezen, dat gewoonlijk op ongenaakbare plaatsen in het moeras gemaakt wordt, wel 12 à 15 eieren, mooi grijs van schaal en met grijze, bruine en zwarte vlekjes versierd; en voor den jager is de koet geen gewilde vogel. Ha, daar komt een andere vogel van tusschen het riet te voorschijn. en die loopt meer over de waterplanten, dan dat hij zich zwemmende beweegt. En zie, die heeft geen witte, maar een fraai roode voorhoofdplaat! Reeds op tamelijk grooten afstand kan men de zeer lange teenen, die noch zwemvliezen, noch lobben hebben, bespeuren. Toch kan deze vogel zich uitstekend in het water redden, en vlugge waterkevers en wantsen weet hij gemakkelijk duikende te bemachtigen.
Het voorste gedeelte van den snavel is groengeel. Groen zijn ook de pooien, doch om den hak loopt een roode gordel. Overigens is het Waterhoen, ook bekend als Riethen (Gallinula chloropus chloropus [L.]), meer kleurig dan de Meerkoet. De hoofdkleur is wel leizwart, maar van den rug af naar achteren vindt men olijfbruin. De vederen op de zijden hebben witte buitenvlaggen, en de achterbuik is met wit gemarmerd, en van de onderdekvederen van den staart zijn de middelste zwart, en de andere wit. De nog jonge dieren zijn valer gekleurd, en alle onderdeelen zijn wit gemarmerd. Wanneer men verscholen zit op plaatsen, waar het Waterhoen leeft, kan men, vooral in den broedtijd, gedurig een knorrend geluid vernemen. Het nest vindt men in het riet, en het gelijkt veel op dat van den Meerkoet. Het getal eieren bedraagt 8 à 10, zelden meer, en ze zijn aanmerkelijk