Verordening, wird verklaert:
Het is dan open en onwederleggelyk voor gansch Europa, dat Syne Majesteyt den Keyzer en Koning, ten opzigte der Nederlanders eene afschrikkelyke dwinglandy heeft doen plegen; dat Hy de heyligste syner banden gebroken heeft; dat hy niet alleenelyk syn Woord en syne beloften ontrouw geweest is; maer ook zelf verbroken heeft den eed, gezworen op de handhaeving en agtervolging van het Huld-verbond; dat Hy allen de vergunningen, gegeven en bekragtigd aen de Provincien van Brabant en Henegouw, met den ganfchen inhoud van de Blyde Inkomste vernietigt heeft. Dat Hy gevolgentlyk, verre van de Natie in haeren voorspoedigen stand behouden te hebben, tot welk uytzigt zy Hem de hooge macht had betrouwt, Hy deze in tegendeel gebruykt heeft, om haer van de Vryheyd en haere eygenfchap te berooven, en ze te doen bukken onder het Jok van vreede en barbaersche Wetten; dat derhalve het Volk is behandelt geworden, zoo door Syne Majesteyt zelve, als door synen Staets Minister en syn Gouvernement Generael, niet gelyk men een vry volk maer gelyk men vyanden van den Staet, gelyk men slaeven behandelt.
Het is even kennelyk en wereldkundig zoo door de Requesten, Smeekingen, Vertoogen