't Was, of ze zelfs in haar slaap me nog tergde, uitlachte en beledigde! Ik voelde alleen, dat ze me in de weg stond, dat ik haar haatte, dat ze weg moest en in mijn oren ruiste het verhitte bloed:
Wat meer en nooit weer ontwaken.
Toch beefde ik over mijn ganse lichaam, toen mijn vingers de half lege chloraal-fles omvatten.
Een tijdlang bleef ik er mee in de hand staan, als een dief, die een verdacht geluid hoort en zich op heterdaad betrapt gelooft.
Maar eindelijk nam ik ook de porseleinen lepel op, goot haar vol en bracht haar met onvaste hand tussen Anna's flauw geopende lippen. Op hetzelfde ogenblik kneep ik haar neus toe om haar tot slikken te dwingen.
Even weken de oogleden terug en zag ze me aan; doch tegelijkertijd slikte ze ook. Daarna hoestte zij eens, murmelde met moeite, als iemand, die te veel gedronken heeft, enige onverstaanbare klanken en sliep weer in.
Ik zei niets, week niet van mijn plaats, bleef weer een poos, sidderend van zenuwachtigheid, staan en goot toen de rest van het flesje op dezelfde wijze in de keel.
Was ze... dood, of moest ze nog sterven, of... wat zou er gebeuren?
Nu overweldigde me een ontzettende angst.
Mijn handen beefden hoe langer hoe heviger; mijn knieën begonnen te knikken; klam zweet brak me uit; wolkjes trokken over mijn ogen heen en in die wolken zag ik sterretjes, net als iemand, die zijn bewustzijn gaat verliezen.
Op een stoel neergezegen hield ik haar in het oog.
Wel een uur lang moet ik zo gezeten hebben, volmaakt gedachteloos, aldoor maar starend en starend, of er geen beweging kwam in het was-bleek van het hoofd op het geel-wit van het kussen.
Het gas suisde en in mijn oren ruiste het bloed.
En als ik 't eindelijk weer beseffen kon, dat ze al die tijd roerloos was blijven liggen, voelde ik me geruster worden en vastheid terugkeren in mijn armen en benen.