vulbare wens: ware ik nooit geboren, altijd zo oprecht geweest!
Geen denken meer aan slapen. Mijn hart bonsde zo hevig, dat ik mijn nachthemd op en neer zag gaan; opwellingen van hitte stegen me naar het hoofd en 't was me niet mogelijk meer een hand of een voet te verroeren. Ik zat maar, recht op in mijn bed, te staren, te staren... en verbeeldde me elk orgaan in mijn lichaam te kunnen onderscheiden, overal het aangetaste plekje te voelen branden, van waar het bederf uitging, dat voort zou woekeren al verder en verder. Mijn hoofd werd kletsnat van het zweten; donkere dampen trokken langs mijn ogen heen. Wat te doen; wat te doen?
Eerst tegen de morgen, terwijl kil grijze lichtstrepen het donkere bruin van de gordijnen begonnen te doorsnijden, doezelde de uitputting het schel schitterende angstleven in mijn hersenen ineen tot de bonkige grijsheid van een nare droom.
Uit die droom ontwakend viel mijn eerste blik op mijn bemodderde kleren en toen kwam over mijn ziel een verlangen naar rust en frisheid, gelijk 's morgens over de tong, die te veel gedronken heeft, de lust komt naar ijskoud water. Kalmte en gezondheid was al, wat ik nog verlangde. Al dertig jaar!
Wat moest er van me terecht komen, als ik ziekelijk, hulpbehoevend werd en niemand anders dan een betaalde oppasseres zich om me bekommeren zou? Voor 't eerst rees het denkbeeld van een huwelijk in me op en verbeeldde ik me de haven te zien, waarin mijn ellendig scheepje zou kunnen ankeren.
Wat er me destijds in aanlokte, was geen behoefte aan de affectie van een vrouw of van kinderen. Ik zag alleen een zonnige woning, waarin ik 't goed zou hebben en veilig zou zijn voor de mensen.
Zoals een eenvoudige wandeling een herstellende zieke toelacht, zo lachte mij het vooruitzicht toe van een regelmatig, huiselijk leven zonder enige opwinding.
Edoch... waar de vrouw gezocht?