DRIE BRIEVEN VAN KARL MARX AAN DR. KUGELMANN.
I.
Waarde Kugelmann,
... Wanneer je het laatste hoofdstuk van mijn „Achttiende Brumaire" naleest, zul je vinden, dat ik als eerstvolgende poging van de Franse revolutie verwacht, dat niet meer als vroeger zal worden getracht, de burokratisch-militaire machine van de ene hand in de andere over te dragen, maar haar te breken, want dit is de eerste voorwaarde voor een werkelijke volksrevolutie op het vasteland.
Dit is ook de poging onzer heldhaftige Parijse partijgenoten. Welk een veerkracht, welke een historisch initiatief, welk een opofferingsgezindheid in die Parijzenaars! Na zes maanden uithongering en ondergang in ellende, nog meer door verraad van binnen dan door den buitenlandsen vijand, komen zij onder de Pruisische bajonetten in opstand, alsof er nooit een oorlog tussen Frankrijk en Duitsland had bestaan, en alsof de vijand niet nog voor de poorten van Parijs stond. De geschiedenis kent geen dergelijk voorbeeld van gelijksoortige grootheid! Wanneer zij worden verslagen, is dit alleen te wijten aan hun „zachtmoedigheid”. Men had onmiddellijk naar Versailles moeten optrekken, nadat eerst Vinoy en vervolgens het reaktionaire deel der Nationale Garde het veld had geruimd. Uit gewetensbezwaren lieten zij het goede ogenblik voorbij gaan. Men wilde de burgeroorlog niet beginnen, alsof de mischievous avorton[1], Thiers de burgeroorlog niet reeds was begonnen met zijn poging tot ontwapening van Parijs!
Tweede fout: — het Centraal Komitee gaf zijn macht te vroeg uit handen, om voor de Kommune plaats te maken. Alweer uit al te „eerwaardige” nauwgezetheid van geweten. Hoe het ook zij, de huidige opstand in Parijs, al moet hij ook bezwijken tegen de wolven, de zwijnen en de gemene honden van de oude maatschappij, is de roemrijkste daad onzer partij sedert de Juni-opstand.
- ↑ Misdadig misgeboorte. — Red.