Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/364

Deze pagina is gevalideerd
352

arbeid van Sentot aan de Natie voor oogen te leggen. Het zal den toekomstigen geschiedschryver aangenaam zyn te kunnen bewyzen dat het niet aan waarschuwingen ontbroken heeft.

Er zyn er die beweren dat myn vriend S. E. W. Roorda van Eysinga om ’t vervaardigen van dit stuk uit Indie verbannen is. De heer Van der Wyck, Raad van Indie en als zoodanig een der voorstanders van die uitzetting, heeft dit ontkend. Ook andere regeeringsmannen loochenen het verband tusschen Sentots profetengaaf en Roorda’s verdrietig en onverdiend omzwerven. Sommige waren van gedachte dat deze duisterheid zou opgehelderd worden by de behandeling van Roorda’s zaak in de Tweede-Kamer, waar overlegging kon verwacht worden — en geëischt, want het Regeerings-Reglement schryft dat overleggen voor — van ’t besluit waarby de gezagsdaad was uitgevoerd. Maar de Minister Fransen v. d. Putte meende te kunnen volstaan met de aanbieding van een extrakt uit die beschikking, en de leden der Kamer berustten alweer in die onwettigheid. Vrage: wat stond er in ’t achtergehouden deel van dat dokument? Iets over Sentot’s Vloekzang? Misschien die Vloekzang zelf? Bestond er wellicht zeker schuldbesef dat angstig maakte voor de openbaring van dat stuk? In dit geval is de toeleg niet gelukt, want — al zy ’t dan dat R. V. E. zelf nooit de hand leende tot de publikatie — het verscheen herhaaldelyk in druk, en ikzelf vond het meer dan eens opgenomen in provinciale blaadjes. Zoowel om de edele verontwaardiging die er in schittert, als om de letterkundige verdiensten, vinde het hier een blyvende plaats. Reeds elders maakte ik de opmerking dat het in gloed en in kracht van uitdrukking zegevierend de vergelyking kan doorstaan met de beroemde imprekatie van Camille.

 

 

»DE LAATSTE DAG DER HOLLANDERS OP JAVA

door

SENTOT

Zult gy nog langer ons vertrappen,
Uw hart vereelten door het geld,
En, doof voor de eisch van recht en rede,
De zachtheid tergen tot geweld?

Dan zy de buffel ons ten voorbeeld,
Die sarrens moê, de hoornen wet,
Den wreeden dryver in de lucht werpt
En met zyn lompen poot verplet.