Pagina:Noodlot.djvu/18

Deze pagina is gevalideerd
17

hij zijne gebersten handen, en hij vroeg zich af of ze spoedig genezen zouden zijn.




III.


Eene maand had Bertie op White-Rose doorgebracht en hij was nu nauwelijks te herkennen in den jongen man, die, onberispelijk in zijn fijnen pels, met zijn nieuwmodischen hoogen hoed naast Frank zat in eene open victoria, beiden bedolven onder een zwaren, bonten plaid. Hij bewoog zich thans met groot gemak onder Franks kennissen, gekleed als een dandy, innemend en minzaam, zijn Engelsch lispelend met een gemaakt accent, dat hij voornaam vond. Hij dineerde met Frank iederen dag in Franks club, waarin hij geïntroduceerd was, proefde met het geblazeerdste gezicht ter wereld fazanten en fijnen wijn en rookte havanna’s van twee shilling alsof het strootjes waren. Frank had inwendig den grootsten schik in hem en zag hem, met een glimlach vol heimelijk vermaak, kalm zijn gang gaan, pratende met jongelui van de wereld zonder zich een oogenblik uit het veld te laten slaan; en Frank vond die comedie zoo amusant, dat hij hem, overal waar hij kwam, presenteerde.

De winter verzachtte zich tot eene mistige lente, de season kwam en Bertie scheen het zeer aangenaam te vinden afternoon-tea’s en at-home’s bij te wonen; aan een groot diner tusschen twee paar mooie schouders te flirten, nooit verblind door de tinteling der juweelen en nooit bedwelmd