Deze pagina is proefgelezen
3E JAARGANG.
NUMMER 7.
MEI NEGENTIENHONDERDTWINTIG.
X-BEELDEN [1]
DOOR I. K. BONSET.
’k word doordrongen van de kamer waar de tram doorglijdt
ik heb ’n pet op
orgelklanken
van buitendoormijheen
vallen achter mij kapot
kleine scherven
BLIK BLIK BLIK
en glas
kleine zwarte fietsers
glijden en verdwijnen in mijn beeltenis
+ LICHTn
de ritsigzieke trilkruin van den boom
versnippert het buitenmij
tot bontgekleurde stof
de zwartewitte waterpalen
4 × HORIZONTAAL
ontelbare verticale palen
en ook de hooge
gekromde blauwe
RUIMTE
BEN IK
- ↑ Deze „x-Beelden” zijn uit de reeks „Kubistische verzen (1913-1919).