Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/84

Deze pagina is gevalideerd
66
DE VRIENDEN.


Deze, gewoonlijk in al dergelijke gevallen nummer één van de drie, vond dit niet meer dan een beleefdheid, die hem, krachtens zijn superioriteit toekwam. Hij zou hen dan ook wel spoedig voorthelpen.

De Kellner stond inmiddels achter hem te buigen en zijn „Euer G'nade" te lispelen, terwijl hij Ernst, als een oud bekende, ondeugend aanzag.

Het ging echter niet spoedig in zijn werk, zoodat van Maas eindelijk zijn geduld verloor.

— Wat duivel, kerel, komt er eindelijk wat? voegde hij ten laatste Dalman toe, nadat deze de vier folio bladzijden groote spijskaart van 't begin tot het einde, vice versa, had doorgekeken, en zijn inspectie nu weer van voren af aan scheen te willen beginnen.

— Zeg, maat, je hebt toch immers je Latijn niet verloren; je kent toch Duitsch, zou ik hopen? vroeg Ernst.

— Maar daaruit kan geen Chinees wijs worden, gaf Dalman ongeduldig ten antwoord; 't meeste is geschreven en onleesbaar, en het gedrukte is onbegrijpelijk. Daar lees ik b.v. Obersschaum mit Spanischen Wind, Schöpfernes, Paprika, Frankurter, Risibisi,