Uit stilte en strijd/De echo van het jaar der armen

[ 32 ]

XIII.

DE ECHO VAN HET JAAR DER ARMEN.


Wat bracht het oude jaar in deze bittre tijden,
Wat brachten de uren ons, die thans in 't duister glijden ?
— lijden!

Wat neemt het van ons mee naar zijne bleeke kimmen,
Wat laat het ons aan hoop en schoone hersenschimmen ?
— schimmen!

Wat bracht dat donker jaar dan hongerige dagen,
Wat leerde 't harde lot dan hulpeloos verdragen?
— dragen!

Oud jaar, gij kondt ons niet van 't slavenjuk bevrijden —
Wat kunnen wij, die leve' om met den dood te strijden?
— strijden!

Waarmee, waarmee strijdt hij, die 't brood eet der genade,
Die zwijgend dankt en knielt bij hunne euveldaden?
— daden!

[ 33 ]
Wat werden zij dan die een vlammend beeld nasnelden,
Tot ze eindlijk dood en zwart in 't vuur vooroverhelden ?
— helden!

Ach, dat met de uren ook ons kloppend hart voleindig'!
De strijd van mensch met mensch — is hij dan niet oneindig?
— eindig!

Wij zinken als de sneeuw, als name- en nutteloozen —
Wat bloeit nog op deez' aard, waar 't alles ligt bevrozen ?
— rozen !

O wat voor kracht zal ooit tot zulke lente stijgen!
Oud jaar, nu strijdensmoe wij luistren naar uw hijgen?
— uw eigen!

Welaan broeders ten strijd! — wij steune' en sterke' elkandren —
Ach, wie zien eens de tijde' in lichter tijd verandren?
— andren!

Welaan broeders vooruit! — ons wachten sterke wallen —
Helaas, wie zullen vóór de zege zijn gevallen?
— allen!

Broeders het jaar is dood — de tijd wischt onze namen —
Maar jaar en dag en tijd bouwen wij toch tezamen!
— amen!