Album der Natuur/1856/Palmen in Spanje

De palmen in Spanje (1856) door Alexander Willem Michiel van Hasselt
'De palmen in Spanje,' werd gepubliceerd in Album der Natuur (vijfde jaargang (1856), pp. 69-70. Dit werk is in het publieke domein.
[ 69 ]
 

DE PALMEN IN SPANJE.

 

 

Van de palmen der heete luchtstreek vindt men enkele vertegenwoordigers in het zuiden van Europa, in Spanje bepaaldelijk (volgens M. wilkomm in de Agron. Zeitung 1853, p. 613) den dadelpalm (Phoenix dactylifera), die zeer veel gekweekt wordt in Valencia, minder in Murcia en Andalusië, en zelden in Katalonië. In Valencia is deze boom geheel en al te huis. Men vindt daar geen kloostertuin of aanzienlijke boerderij, waar niet eenige dadelboomen gezien worden; het allermeest echter ziet men ze in de omstreken van Elche, eene kleine stad tusschen Alikante en Orchuela in eene der dorste oorden van het zuiden van Valencia. Daar heeft men zich sedert eeuwen bijna uitsluitend met de teelt dezer boomen bezig gehouden, waardoor Elche dan ook omgeven is van een geheel palmenwoud, uit ongeveer 60,000 palmen bestaande. Zij groeijen in de meest zandige en steenachtige gronden, mits in een warm klimaat, en als zij water met hunne wortelen kunnen bereiken. In de woestijnen van Afrika weet men, dat de dadelpalm de nabijheid van bronnen aanduidt. Rondom Elche wordt dan ook het met dezen boom beteelde land zorgvuldig bewaterd. Hij wast buitengemeen langzaam, bloeit in Mei en Junij, en brengt zijne vruchten vroeg in het voorjaar tot rijpheid. De geslachten dezer boomen zijn gescheiden, zoodat men bij den aanleg der plantaadjes zorgen moet, dat er enkele mannelijke tusschen de vrouwelijke boomen staan; eenige weinige zijn echter ook genoeg, omdat er vele duizenden mannelijke bloemen in eenen enkelen tros zich ontwikkelen en het stuifmeel in zulk eenen overvloed voortbrengen, dat dit met de geringste windvlaag, als kleine gele wolken, tusschen de palmenkroonen heen waait. De vruchten of de eigenlijke da[ 70 ]dels hangen in groote, wel bijna eene Ned. el lange trossen tusschen den voet der talrijke gevederde bladen neder, hebben de grootte eener pruim, en bestaan uit een vezelig, vlezig zaadhulsel van eenen zoeten smaak rondom eenen rolronden steen. In Valencia worden de dadels wel rijp, maar zijn toch minder zoet dan in Afrika. Men kweekt de dadelpalmen in Spanje dan ook haast meer om hun loof dan om hunne vruchten. De verbleekte palmenbladen toch hebben eenen goudachtigen glans, en zijn zoowel in Spanje als in Frankrijk en Italië zeer gezocht bij processiën op Palmzondag. Om ze goed bleek te krijgen, worden de bladen te zamengebonden en zoo met koorden vastgehouden; op deze afzigtelijke wijze ziet men hier vele der schoonste palmen misvormd. Jaarlijks worden er geheele scheepsladingen van dit palmenloof, als ook de dadels zelve, in menigte uitgevoerd. Deze boomen worden hier eenige eeuwen oud en bereiken dikwijls eene hoogte van 40—60 voeten. Hun hout is zeer vast en kan als werkhout dienen. De door den dorren grond verspreide wortelvezels hebben niet zelden de dikte van een arm.

De kleine waaijerpalm of dwergpalm (Chamaerops humilis), palmito in het Spaansch geheeten, wordt niet gekweekt, maar komt overal in de aan de Middellandsche zee gelegene oorden in het wild voor; inzonderheid in Neder-Andalusië, waar hij tusschen Sevilla en Ecija geheele vierkante mijlen overdekt. Deze heeft geene eetbare vruchten, maar zijne waaijervormige bladen dienen tot allerlei vlechtwerk, en de jonge bladen, hoewel eenigzins hard, worden door het volk gaarne als salade gegeten. De stam blijft laag, ja valt meest in het geheel niet in het oog, zoodat een exemplaar van meer dan 20 voeten hoog in den plantentuin te Valencia als eene groote zeldzaamheid beschouwd wordt.